61 Vierde Uitlegging. Deze schijnt haren oorsprong grootendeels verschuldigd te zijn aan de vrees voor eenen vijandelijken inval, ten gevolge van den oorlog die in 1542 was opgerezen, tusschen den Keizer van Duitschland en het Pranselie rijk, en waarin gevolglijk ook de Nederlandersals onderdanen des keizers betrokken waren. Zij was meer bepaald eene zoogenaamde fortificatie of ver sterking aan de Zuidzijde der Stad en moest tevens dienen tot beveiliging der schepen in de binnenhaven. In de Stadsrekening van 1546 komt, met betrekking tot dit werk een post voor van 83 p. vl. 6 sch. 8 gr. aan Meester pasqtjat.ijn, wegens liet ontwerpen van een patroon van hout, hoe men die Stad zoude moge fortificeren tegen de vijanden, en in die van 1549 en 1550, nog andere pos ten wegens fortificatiën van de twee platteformenmitsga ders de onde-veste te brengen in de nieuwe-veste. Slaat men nu het oog op de afbeelding der Stad van pietee. bast in 1594, in koper gegraveerd (1) en waarvan eene kopy ten Stadhuize voorhanden is (zie de Stads rekening van dat jaar, waarbij aan gemelden bast, voor dit werk eene belooning van 20 p. vl. is toegekend en welke afbeelding alzoo als een stuk van dien tijd te houden is) dan vindt men juist die platte formen aldaar aanwezig en heeft de vereeniging van voornoemde beide Yesten plaats gehad, waar deze platte form aan de Westzijde ten einde liep, terwijl voor de waarheid hiervan nog pleitdat onder de voorwaardenvol gens welke de laatste uitlegging van 1595 is aanbesteed (2) (1) Pietee, bast, plaatsnijder, geboren te Antwerpen, overleed te Leyden, den 17 Maart 1605 en legt aldaar in de Pieterskerk begraven. Van zijne hand is ook eene plaat, nog ten Stadhuize aanwezig voorstel lende eene afbeelding van dit Raadhuis. (2) Het Bestek en de Conditiën zijn te vinden in het Archief der Stad onder No. 505 en 506. (Register No. NIY).

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1856 | | pagina 69