77
kwijnen, en is dit zoo, dan dunkt mij, daarin genoegzame
aanleiding te vinden, om de oudheid van het Zegel hooger
te zoeken. Oudegherst spreekt in zijne Annales de Blandrc
op het jaar 1369 van Sluis, als van eene besloteno Stad
gelegen aan het Zwin, eene der voornaamste zeehavens van
Europa; mogelijk zou het dus zijn dat het Zegel, in het
tijdvak dat de handel te Sluis het meest bloeide, en dus in
het midden der 14de eeuw, te huis behoorde, dan ik voor
mij zou van meening wezen, aan het zelve nog hoogere oud
heid toe te kennen en wel op grond van den inhoud van
het privilegie door Graaf gdy van dampierre op den
26 Aug. 1280, aan Aardenburg verleend, tijdens de over
brenging derwaarts van den staggel der Buitsche hooplieden,
te voren te Brugge gevestigd (1), wordende daarin aan de koop
lieden toegestaan quiils puent deseure dit avoir nn Saiel
de commun pour Saieler leurs lettres et leur procureur don
commun et pour envoier as boine viles parlout la u il leur
plairdeene gewoonte welke wij in liet onderwerpelijke Zegel, i
als juist den naam der commune en dien van den procureur
of proviseur behelzende, in volle toepassing zien, en wordt
mijne hiervoren aangegevene veronderstelling des te waar
schijnlijker, vooreerst door de volkomenc overeenstemming
van de taal des randschrifts met die van laatstgenoemd pri
vilegie, en ten anderen door de wetenschap dat niet zelden
door onze graven aan onderscheidene plaatsen te gelijk
vooral wanneer zij in gelijke omstandigheden verkeerden
dezelfde privilegiën werden toegekend, zoo dat geene enkele
reden bestaat waarom niet aan do kooplieden van Sluis (welke
stad langen tijd met betrekking tot den handelAarden-
burg heeft op zijde gestreefd) gelijke vergunning ten aan
zien van het zegelen hunner handelsbrieven zou kunnen
zijn verleend gewordenal is het dan dat wij bij volslagen
genlis aan oorkonden in het plaatselijk Archief van Sluis er
ons thans, helaas niet meer van kunnen vergewissen.Het
(1) Kluit, Codex Diplom: pag 828—836.