TWEEDE AFDEELING.
10
Dit is mede het geval met een aantal bronzen penningen
waaronder slechts een van de eerste, zeven van de tweede en
vijf-en-veertig van de derde grootte, doch allen in zoodanig uit
gesleten en geoxydeerden toestand, dat men wel op de voorzij
den van eenige het hoofd van eenen sevekus Alexander, eener
Faustina en nog andere keizers en keizerinnen meent te her
kennen, doch met geene genoegzame zekerheid, om daarvan
meerdere beschrijving te kunnen geven.
Ofschoon de hier voorkomende Romeinsche munten weinig
belangrijk kunnen worden geachtzoo worden daardoor toch
twee punten bevestigd, door mij te voren reeds opgemerkt
1. dat er, bij alle ontdekkingen, bijna zonder uitzondering,
Romeinsche penningen zijn gevonden;
2. dat het tijdvak, waarin deze beperkt zijn, steeds met
tetricus eindigt, welke opmerking ook bevestigd wordt door
den heer cannegieter, aan wien ook geenejongere Romeinsche
munten dan van genoemden keizer zijn bekend geweest 1).
Tijdens den inval der Franken in Gallie, behoorde het munt-
regt bij uitsluiting aan de Romeinsche keizers, en bleven de
overwinnaars dat regt zoodanig eerbiedigen, dat er eene be
paalde keizerlijke vergunning noodig was tot het slaan van
munt te Arles door den frankischen koning clotharius x.
Bij andere barbaarsche volken, die zich in onderscheidene pro
vinciën van het keizerrijk hadden nedergezet, bij de Gothen in
Italic b. v., moest de munt, ingevolge geslotene tractaten, het
borstbeeld en den naam des keizers blijven behouden, hetgeen
door menigvuldige voorbeelden kan gestaafd wordenmaar het
blijkt daarbij niet minder duidelijk uit de opvolging der mun
ten van de Gothische koningendat die vorsten getracht heb
ben zich langzaam meester te maken van het regt, om hunne
1) H. cannegieter, Handschrift, Ad tal). 44.