20
toestand en de werkkring van de muntmeesters onder het eerste
stamhuis geweest als slotsom aangenomendat die ambte
naren slechts eenen ondergeschikten stand haddendat hun
was opgedragen het bestuur over de finering der metalen en liet
vervaardigen der munten; dat zij hunnen naam daarop moesten
plaatsen, als waarborg en geenzins uit het oogpunt van eer;
dat het wijders voorkwam, dat er koninklijke en plaatselijke
muntmeesters zijn geweest, alsmede van geestelijke gestichten
die in het bezit van het muntregt waren" 1).
Omtrent den tijd, waarin de instelling der muntmeesters be
staan heeft, is men het almede niet eens; de heer i.elewet,
betwijfelt het, of men dien vroeger dan 550 kan stellen 2),
anderè, onder welke de heeren lecointre-dupont, pili.on en
dr. von.i.emier, vermeenen, dat de stedelijke autonome munt,
den koninklijken muntslag en deze weder dien van de munt
meesters vooraf ging, welke laatsten omtrent het jaar 550 zou
den begonnen zijn de munten met hunnen naam te voorzien 3).
In verband met dit laatste gevoelen, heb ik hiervoren reeds
bij de keizerlijke nabootsingen, de munten der steden Metz en
Trier geplaatst, en moeten dus nu die der muntmeesters volgen;
onder welke voor de oudste worden gehouden, zulke, welke nog
de meeste overeenkomst hebben met soortgelijke munten door de
Romeinen, de Lombarden en deWestgothen (Visigothen) ge
slagen, zoo dat men na het Victoriebeeld in de eerste plaats
kan stellen het verhoogde kruis (la croix haussée) of het kruis
boven eenige trappen of boven eene wereldkloot, al of niet voor
zien van het monogram van Christus of van de letters Alpha
en Omega. Voorts het geankerde kruis, en eindelijk liet kruis met
gelijke armen of punten, en de monogrammen, die de Carolin-
gische munten voorafgaan 4).
1) Compte-rendu du congres scientiilqne de France, 7 session, tenue au Mans,
sept. 1839. Revue numism., 1841, pag. 72.
2) Lelewel, Numismat. du moyen-age, toni. I, p. 25.
3) Voillemier, Notice relative aux triens de ChoeRevue n., 1846, pag. 97-
4) Cartier, 3e lettre sur Phisffire monetaire de France. - Revue, 1836,
p. 399