30
pen, vermeen ik dat liet hier de plaats zal wezen, om nog eenige
inlichtingen mede te deelen omtrent die soort van munten, welke
in mijne Verhandeling van 1837 voorkomen, en daarbij zijn
afgebeeld, pl. 1 en 2, n°. 18 ad 22; inlichtingen, die verkregen
zijn door meerdere studie van het onderwerp en door de beoor
deeling, welke die verhandeling zoo binnen- als buitenslands
heeft uitgelokt. N°. 18 is door den heer cartier, in zijnCata
logue des légendes des monnaies mérovingiennes 1), vermeld
onder n°. 158; in de lijst, voorkomende in den Decameron
numismatiqueis het gebragt onder n°. 857, beide op naam van
den muntmeester betto en als geslagen te Saint-Remy in Pro
vence, hetgeen overeenkomt met het gevoelen van den heer
i.ei.ewet., waarbij hij dat van den heer boze bestrijdt, die in
de Histoire de l'académie des inscriptionstorn. 1, pag. 286,
ook deze munt, doch op eene grootere schaal, heeft uitgegeven
men vindt die in de Monét. des rois mérovingiens, mede in
plaat gebragt. Pl. 5, n°, 14<.
No. 19.Dezetriensis door den heer cartier gebragt onder no.
146 in den Decameron onderno. 844, en afgebeeld in de Monétai-
res, pl. 21, no. 14. Door doctor voixlemier, de heeren pioTen de
ooster 2) is het thans buiten allen twijfel gesteld, dat door de
muntplaats C/toe moet worden verstaan Huy of Hoei in de pro
vincie Luik. De naam van den muntmeester komt op het door
mij pag. 16 der Verhandeling vermelde tweede exemplaar als
Bertoal voor, terwijl er meerdere munten bekend zijn met den
naam van Bertoalclus, ook op andere plaatsen geslagen.
No. 20. Van den muntmeester laïtdilinus, is door den heer
c abtier in zijn Supplément d lal* lettre sur Vhist. mon. de
Franceals een in Prankrijk onuitgegeven triens overgenomen 3)
en in plaat gebragt naar mijne teekening, doch vermeent hij
daarbij in plaats van Nicobolunis te moeten lezen Fico boianis
1) Bevue N. 1S40, bl. 214.
2) Dr. voillemier, Lettre a m. cartier.Revue no. 1850,1)1. 326de coster,
Revue num. Beige, le série, torn. V, pag. 385. Gei. piot, Notice sur cinq monn.
inéclites. Revue nam. Beige, 2e série. torn. 1, pag. 247.
3) Revue N. 1840, bl. 108, pl. 0, no. 3.