41
Yan de 5e soort is er mede een op gelijke wijze onderzocht,
en bevonden zwaar te zijn 1,132 w., hebbende een gehalte van
0,9252 zilver, 0,0160 goud en 0,0588 koper, benevens eenig
spoor van tin. Yan deze zijn er aanwezig
25 heele sceatta's, wegende gemiddeld 0,935.
18 halve, als voren 0,500.
9 vierde, als voren 0,240.
47 tezamen. (Zie de halve PL II, No. 1; het vierde PI. II, No. 2).
De meerdere hoeveelheid zilver, bij de 4e en 5e soort en vooral
die van goud, bij de laatste soort, is zeer merkwaardig. Behalve
onderscheidene variëteiten, bij deze munten van de 5° soort
voorkomende, is een halve sceatta, die aan beide zijden de zelfde
voorstelling heeft van het kruis met vier parels in de hoeken.
(Zie Plaat II, No. 3).
Het muntje van de 7e soort, dat even als de munt van Tanet
op de V/z. een hoofd vertoont met een kruis voor den mond,
met de T/z. van het vierkant, weegt 0,6 wigtje.
Het is algemeen aangenomen dat de Angel-Saxen geene gou
den munt hebben gehad 1) en des te merkwaardiger moet worden
geacht een gouden muntje, dat mij voorkomt de type van de
Kentsche munten te bezitten, en vooral het merk of welligt
muntteeken van eene figuur, overeenkomende met eene kapitale
A, tegen liet achterhoofd leunende.
De Y/z. heeft een ompareld hoofd met een kruis voor zich,
en daarbij eenige letters, als NIYI, behalve de reeds vermelde
A of wel, wanneer men die te zamen voegt
NIYAI of YAINI2),
de T/z. is zonder letterschrift, doch vertoont drie menschen-
hoofden en faceomringd door strepen en cirkels of lofwerk,
waarvan nog geen ander voorbeeld of afteekening ergens is
voorgekomen, doch dat wel eenige overeenkomst heeft met de
1) Lelewel, Numism. du moyen-dge, toni. 1, partie 2, pag. 7. Cartier, Notice
siir des monn. mérov. trouvées en AngleierreRevue numism. 1847, pag. 19.
2) Bij ruding komen, deel 1, bl. 122, munten van osbercht, koning van Nort
humberland voor, geslagen door den muntmeester vinibegiit of viniberht. Zoude
ook deze munt daartoe gebragt kunnen worden