42
Angel-Saxische munt, afgebeeld bij lelewel, Etudes mrnim.,
pi. XT, 110.1.
Is mijne gissing gegrond, dan verdient dit muntje, dat geheel
verschilt van de Merovingische trientes, bijzondere opmerk
zaamheid, terwijl het ook door den heer i.ei.ewei, bij de
bezigtiging zeer buitengewoon werd geachthet goud schijnt
van laag gehalte te zijn, het gewigt is nagenoeg 1,3
wigtje. (Zie Plaat II, No. 4).
Onder de Angel-Saxische munten worden door den heer
i.elewet. in het laatst aangehaalde werk 1) ook gerangschikt
die soort, waarvan de afteekening voorkomt in mijne Verhande
ling pi. III, n°. 65, hebbende aan de V/z. een omstraald hoofd
met een kruisje aan beide zijden, en aan de T/z. een liggend
dier (i.ei.ewei, zegt paard of bok) in eenen omparelden rand.
In die Verhandeling had ik gemeend deze munt met eenige
andere, als Deensche of Noordsche, afkomstig van de invallende
Noormannen te moeten beschouwenlatere studie en de opmer
kingen, die mij daaromtrent gemaakt zijn, hebben mij van dit
gevoelen teruggebragt, ofschoon de door mij pil. III, afgebeelde
munten onder 11°. 67, 68, 70, 71, 74 en 75 nog op geene andere
voldoende wij ze zijn opgehelderd.
Zoo dan n°. 65 Angel-Saxisch is, waarop volgens i,ei.ewei,
de Druidische type weder te voorschijn is gekomen, dan is deze
munt welligt in Mercie of in eene der nabij gelegene provinciën
geslagenhet groot aantal dat daarvan onder deKentsche munt
vermengd is gevonden, doet althans vermoeden, dat de herkomst
niet ver van Kent moet gezocht worden.
Ook oen dezer muntjes is door den heer van setten onder
zocht, en bevonden zwaar te zijn 0,8985 wigtje, terwijl het
gehalte bestond uit 0,8475 zilver, 0,0100 gouden 0,1425 koper,
met eenig tin.
Ook hier doen zich weder heele, halve en vierde munten voor,
het gemiddeld gewigt derzelvc is
1) Etudes nimiism. pag. 426, pi. XII. no. II. liet komt incdc voor bij kudino,
onder de sceatta's, pi. II, 110. 7 en pi. XXVI, (Appendix), no. 5.