22 lieele, maximum 1,30.
Minimum 0,70, gemiddeld 0,84.
10 halve, maximum 0,60.
Minimum 0,50, gemiddeld 0,54. (Zie PI. II, No. 5),
7 vierde, maximum 0,40.
Minimum 0,30, gemiddeld 0,36. (Zie PI. IT, No. 6).
39 stuks te zamen.
Als Angel-Saxisch meen ik ook te moeten beschouwen, de door
mij vroeger op pi. Ill, n°. 66, afgebeelde munt met een hoofden
kruis aan de V/z. en vier ineensluitende figuren, eene soort van
puntig kruis vormende aan de T/z.ik geloof deze munt, waar
van er hier vier aanwezig zijn, aan Northumberland te mogen
toeschrijven, op grond van de overeenkomende figuren van de
T/z. met die welke gezien worden op de munt van keinaed of
kegnald, koning van dat rijk, van 912944, en die welligt
als type dezer landstreek zijn aan te merken. Men vindt de
afbeelding der laatstgemelde munt in het aangehaalde werk van
humpheeys,pl. II, n0. 22.
Hij petavius komt op de eerste plaat zijner zilveren munten
ook de afbeelding van de onze voor.
Zoo de vorige afleiding juist is, volgt er nog eene munt van
Northumberland, hebbende de zelfde figuren als op de voor
gaande, doch nu slechts uit drie stukken bestaande, en dus een en
driehoek vormende, waarbij de openvallende hoeken zijn gevuld
met zes runische karakters
9 l> 1 b9
Hebbende de V/z. een hoofd en daar rondom in Latijnsch
letterschrift:
QUINT. P.P.
AATe dezequintus of qdixtit.ius p. p., (pater patriae) geweest
is, heb ik niet kunnen opsporen in de reeks der koningen van
Northumberland of der muntmeesters van dien tijd is hij niet
voorgekomen, evenmin als in andere werken, die ik heb kunnen
raadplegen. (Zie PI. II, No. 7).
Ue drie in eensluitende figuren kunnen volgens Humphreys,