57 Een obolus, die door broosheid is gebroken, voert aan de V/z. den zelfden naam, aan de T/z. de legende, rondom eenen klei nen cirkel met eenen stip in het midden van SCE MARI. Welke kerk, klooster of abdij daarmede wordt aangeduid, blijft mij onzekerde munt schijnt onuitgegeven en noch lele- wet,, noch cappe, noch andere schrijvers geven eene muntplaats aan, waarop de benaming der maagd mama van toepassing kan worden geacht. Eginhard, in zijn leven van karei, den grooten, de stich ting van de Munsterkerk te Aken beschrijvende, verhaalt mede, dat die in 804 door paus leo iii aan de moeder Gods werd ge wijd 1)welligt staat onze munt met deze kerk in betrekking, doch het uiterlijk doet mij veronderstellen, dat zij ouder dan de gezegde inwijding moet wezen 2). Gewigt 0,5 of 11 grein. (Zie Plaat III, N°. 14). Een andere obolus voert op de T/z. sce tuvdo in drie regels. De heilige trudo of truyen (in het fransch st. trond) leefde in de zevende eeuw, en was stichter van het klooster, later de stad, die zijn naam voert, doch die eerst in 1058 met muren om ringd werd 3). Het klooster dat in volgende tijden eene Bene- dictyner abdij is geworden, is dus waarschijnlijk de muntplaats. Ook dit muntje, dat zeer goed bewaard is, schijnt geheel onbekend. Gewigt 1,11 wigtje. (Zie Plaat ITT, N°. 15). De laatste obolus met den naam des keizers is van de stad Bonn. T/z. BONA. En is onder anderen ook beschreven bij cappe, bl. 2, n°. 3. Gewigt 0,41 wigtje, (Zie PL III, N°. 16). Door de Eransche penningkundigen wordt als ontwijfelbaar gesteld, dat karet, de groote omtrent het midden zijner rege- 1) C. duix, Beschreibung der Munster-Kirche zu Aaclien (Aaclien 1825). 2) Baar de stempel boven de I niet geheel is afgedrukt, kan die letter ook eene T zijn geweest en alzoo sce martinus aanduiden, waarvan de coster een denarius geeft, Revue beige, 2me serie, tome II, p. 381. 3) H. van loo, de levens der heiligen van Nederland, deel II, bl. 395.

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1856 | | pagina 61