60
Verhandeling onder no. 64 heb gebragt, en die de zelfde is als de
eerste der nu beschrevene, valt dan ook aan karei, den ghoo-
ten "toe.
Van keizer i.odewijk zijn er daarentegen een groot aantal, en
wel 17 stuks en twee fragmenten, gevonden. Men houdt het er
voor, dat onder zijne regering, zoo niet in alle, dan toch in me
nigvuldige munthuizen deze penning is geslagen 1), die aan de
V/z. het kruis met vier stippen, en daar rondom HLVDOVVI-
CVS IIP. heeft, aan de T/z. eenen tempel met vier kolommen,
alsmede een kruis in het midden, en het omschrift
XPISTIANA RELIGIO,
even als die is beschreven en afgebeeld in mijne Verhandeling,
pi. III, n°. 63, en voorkomt in alle de daartoe betrekking heb
bende Penningwerken, onder anderen ookin de Verhandelingen
der 2C klasse van het Koninklijk Nederlandsch instituut, le deel,
bl. 104, bij de beschrijving, door Mr w.bii.derdijk, van eenige
bij Assen gevondene soortgelijke munten, hoedanige ook te Wijk
bij Duurstede in groot aantal zijn opgedolven en zich in het pen
ningkabinet der Leidsche hoogeschool bevinden.
De aanmuntingen moeten zoo veelvuldig zijn geweest, dat
het mij niet is mogen gelukken onder de voorhandene penningen
twee stuks te vinden, die door den zelfden stempel waren ge
munt, terwijl ook in de legenden eenige variëteiten zijn op te
merken als:
INf.l
NIP. voor I M P.
MP. j
Het gewigt is ook zeer onderscheiden; van de 17 hier voor
handen, bedraagt het maximum 1,68, minimum 1,04, gemid
deld 1,4 wigtjes.
Van de zelfde muntsoort is ook een obolus voorhandendeze
is veel zeldzamer dan de penning; het stempeltje heeft hier de
volle legende als op de penningen, waarin deze munt verschilt met
die, welke is afgebeeld in de Revue van 1842, pi. XXIV, N". 3.
1) Cartier, lettre IY, Revue 1837, p. 262.