8 sterkt, namelijk Castra Herculis, QuadriburgiumTricesimse, Novesium, Bonna, Antunnacum en Bingio, en liad aldaar voor raadschuren aangelegd. 1) Deze steden lagen dus aan den Rijn, en wel naar volgorde zoodanig, dat Castra Herculis aan den mond des Rijns moet gezocht worden. Dit bevestigt libanius, 2) die zegt, dat hij bij Heraclea de schepen den Rijn binnenvoerde; hebben nu de hiervoren vermelde schrijvers beweerd, dat Castra Herculis het latere Domburg was, en het immensum os Mosa of Helium geheel Zeeland omvatte, dan moeten zij of aannemen, dat julianus daar de Maas ingevaren, en zoo langs eene waterge meenschap op den Rijn gekomen is, of zij moeten onderstellen, dat hij langs de kust van Castra Herculis tot Quadriburgium is gevaren, en eerst i&éi den Rijnmond is binnengeloopen. Beide onderstellingen strijden tegen de getuigenissen boven vermeld; daarenboven schijnen de bij Domburg gevondene overblijfsels wel aan te duiden, dat daar in het Romeinsche tijdvak eene haven bestaan heeft, waar handel gedreven werd, die zeker door de Maas en de Schelde werd bevorderdmaar een Castrum ver meldt zelfs geene overlevering; geene legioen-steenen, geene begraafplaatsen van soldaten zijn er gevonden; geen Romeinsche weg is daar bekend, die. toch gewoonlijk de legerplaatsen ver bond, die langs den Middenrijn gelegen warenen de Nehalennia, i daar bijzonder vereerd, was, hoe men over den naam ook denke, zeker geene krijgsgodin. Maar welke was dan de naam van die handelplaats bij de Ro meinen? Stond die welligt met Nehalennia en Helium, den naam, dien ruINiüs aan den Maasmond geeft, in verband? Men durft hier zelfs niet gissen, maar zeker is het, dat die handel plaats ook na het Romeinsche tijdvak bloeide, en door de sche pen uitBrittannieen andere streken bezocht werd tot omstreeks het einde der 9e eeuw, om toen te verdwijnen, tot wij in het handvest van vi.oms iv van 1223 3), te dier plaats Dumburch 1) Am mi an. Marcelian. XVIII, 2. 2) Orat. X. 3) Van mieris. Groot Charterboek, T deel, bl 188

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1856 | | pagina 7