14
der geestelijkheid in wereldlijke regtszaken, ter zake waarvan
provisor en deken zelfs eens in het jaar 1534 zijn gedagvaard
voor den raad van Holland om zich dienaangaande te verant
woorden.
De dienst in de Parochiekerk werd waargenomen door eenen
pastoor, een kapellaan, 2 schoolmeesters, 20 chorifianten, 22 ha-
bitaten en 1 organist; ook was in dezelve gevestigd een kapittel
van 10 kanunniken, tot welker oprigting vergunning was gege
ven door Jaeoba van Beijeren, bij hare opene brieven gegeven in
den Haag den 22 januarij 1432.
Zeer interessant is weder hetgeen omtrent de verpligtingen
dezer geestelijken in het meergenoemde Register perpetueel
wordt aangetroffen; immers vinde ik
Op fo. 3. een ampel stuk getiteld: Statnta Ceremonialia
Ecclesiae Parochialis de Reimerswalegedagteekend 5 junij
1497, waaruit niet alleen de betrekking der kerkelijke personen
onderling kan worden gezien, maar ook de ritualia of gebruiken,
ten opzigte van hunne kleeding, de eerbewij zingen voor het
hooge autaar, het bedienen der mis, enz.
"Verderop fo. 9. de instelling van 2 schoolmeesters en de
begeving van 22 habitaten of zooveel stuks kleederen, ten be
hoeve der kinderen welke de mis moesten bijwonen, zijnde de
acte daarvan gedagteekend 1 julij 1497. Van deze schoolmees
ters zoude de een dienst doen als zangmeester en de andere, de
eigenlijk gezegde scholaster, zich uitsluitend met het school
onderwijs bezig houden.
Nog op fo. 18 eenige bepalingen nopens de benoeming der
chorifianten of zangers der getijen, waaruit blijkt dat de be
geving daarvan aan het stedelijk bestuur toekwam; en ein
delijk
Op fo. 7 0, de verpligtingen van den organist, waaronder zeer
curieuse aanteekeningen omtrent het orgelspel, zoo als bijv. dat
het hem niet geoorloofd zoude zijn om lange preludien, steerten
of reïteratien te maken, voorts dat hij in zijne gregoriane noten
alle neerstigheid zoude aanwenden om die wel te chore te spelen,
zonder addicien en fracturen te maken en meer dergelijke.