19
merswale heeft laten huldigen, iets dat ik wederom bevestigd
vinde door een charter van 6 julij 1405, waarbij hij te 11. zijnde
de keuren en privilegiën zijner voorouders bekrachtigt, terwijl
ook gelijke conürmatien bestaan van Jacoba van Beijeren, van
7 augustus 1417, en hertog Jan IV van Brabant, van 10 julij
1418, van welke mede in genoemde beschrijving geen gewag is
gemaakt.
Evenzeer is dit het geval met den brand van 1450, waarvan
ik reeds vroeger met een enkel woord heb gesproken, en welke
toch van dien aard was dat Philips de Goede aan de ingeze
tenen gedurende een aantal jaren vrijdom van 's graven schot
verleende.
Ofschoon nu door Ermerins wordt beweerd dat Reimerswale
nog in den aanvang der l(3deeeuw,opeenen hoogen trap van bloei
en welvaart stond, zoo meen ik echter het er voor temogen hou
den dat haar verval van genoemden brand van 1450 dagteekent,
op grond van den inhoud der meeste grafelijke brieven welke
sedertdien tijd zijn verleend, onder anderen van Maximiliaan
van Oostenrijk van 12 januarij 1492, houdende octrooi tot ver
koop van 20 morgen land tot betaling hunner schulden, van
Philips den Schoonen van 10 februari) 1500, tot het reduceren
hunner rentebrieven en meer anderen, waarvan de schrijver mede
geen kennis heeft gedragen.
Op gelijke wijze verklaart hij elders (op bladz. 34) niet te
weten, of de stad ook door den bekenden watervloed van 1532 is
geteisterd geworden, en hieromtrent worden wij weder door
de navolgende aanteekening uit het Register perpetueel inge
licht, te weten
Op fo. 110. h Op ten 2den dach van Novembris 1532, zoo
inundeerde deze Stede van R. ende het water stondt in der
Kerke wel 8 voeten hooge als men zyen mach by zeker linien en
epithaphien in der Kerke gescreven, daer inundeerde insgelyks
die Zuytwatering met het Badt, Cortgene ende Cats, ende tot. R.
bleef in 't Zusterhuis Marieken Jan Dierixdochter diedaerin
het Zusterhuys bewaert was, overmits dat zy lunatyck was, ende
noch eene crancke innocente zuster genaemt Kaere die gevlo-