36 Daar verhaalt Reydt, de Prins in de uiterste perplexiteit zynde, en geen raiddel meer wetende om het beleg van Middel burg te continueren, daar al het geld en crediet zoo weg was dat de schepelingen al in geen vier dagen proviand gehad had den en op roof leven moesten, op dat oogcnblik waarop het beleg stond te worden opgebroken, werdt door Gods voorzienig heid de brief van Mondragon onderschept, waarin hy ronduit verklaarde dat hy honghershalven na acht dagen de stad zoude opgeven, welclcen brief ontcyfert en gelesen zynde den Prins gelevert wert, die daarover boven maten verblyd was, want hy stond in geen minder angst of zorge dan de vyand zelve. Op desen brief die den borghers te Ylissingen werdt getoond, vond men zooveel crediet, dat zy ƒ14000 leenden op den buit van Middelburg, onder belofte van dubbel geld. Na acht dagen, te weten 22 febr. 1574, gaf werlcelyk Mondragon de stad over, daer men in vond zeer vele waren en kooprnans goederen van Antwerpen die verkocht werden voor vyfhonderd duizend gul den,en daarmede de soldaten en bootsgesellen ten vollen betaald." Wie weet, M. H., welken geheel anderen loop van zaken de geschiedenis ons zou aanbieden, zonder de gelukkige ontcijfe ring door Beaulieu Reydt vervolgt ter eerst aangehaalde plaats (bl. 434) //Noch leyde deselve Beaulieu eenige onderschepte brieven uit, door de Koningin van Engeland aan hem overgezonden, waar door alle de aanslagen van Spanje op Ierland ontdekt werden, en waardoor deze aanslagen faalden. Beaulieu trok hiervoor geene vergeldinge, 't welk hem zoo trof, dat hy daarna weinig brieven heeft kunnen of willen ontcyferen. Hy heeft, zegt Reydt, my zelfs bekend, dat het zulk eenen arbeyt en hoofd-zweer was, dat hy eens drie dagen daarvan Zinneloos geweest is. Aldegonde heeft na hem veel brieven uitgelegd en is beter daarvoor beloond en geëerd geworden, zoo dat hy daarin langen tyd volherdde. Het scheen mirakel en inghevinghe van G'odt te zyn, sulcke noten en characteren te kunnen raden, die immers so verbor- ghen schenen als menschen gedachten. Want Beaulieu en Al-

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1857 | | pagina 36