68 Zonder ons te verdiepen in hetgeen plaats greep in overoude tijden, herinneren wij* slechts hoe Homerus en Thucydides reeds hebben gewag gemaakt van zeerooverijen, en hoe Herodotus en Pomponius Mela verhalen, dat er volkeren waren, die uit dank erkentenis een gedeelte van gestrande en buit gemaakte goede ren aan de goden opofferden (2). Zonder na te gaan, wat er in vroegere tijden des wegegebrui kelijk was bij Grieken en Romeinen en andere volkeren, zij het genoeg op te merken, dat, bij het uitbreiden van den Romein- schen staat en het gezag der Romeinen, er een tal van wetten op dit punt werden uitgevaardigd en beoefend, die allen het regt van den eigendom huldigden, en voor de ongelukkigen waar borgden, en allen als zoo vele getuigen zijn aan te merken van de reeds toenmalige beschaving (3). Om van die vele wetten, die deswege in de Pandecten en den Codex worden aangetroffen, slechts ééne enkele aan te halen, zoo beval keizer Constantinus, dat zoo wanneer een schip door schipbreuk op strand zou zijn geraakt, hetzelve aan niemand anders dan aan den eigenaar zou toebehooren, dat 's keizers schatkist en opzigters zich daarmede niet zouden bemoeijen, nademaal toch de vorst uit eens anders onheil, door zulke nood lottige oorzaken, met geen regt eenige winst kon genieten (4). Nog eene gelijke wet werd, voor wat het Byzantijnsche gebied betrof, ten jare 1183 uitgevaardigd door den keizer Andronicus Comnenus (5). Dan, hoezeer deze aangelegenheid bij het romeinsche regt was bepaald en geregeld, en naar regt en billijkheid verzekerd ook hieraan was het lot beschoren om in den alles om zich henen grijpenden stroom der middeleeuwen te worden medegesleept. Het behoeft wel geen betoog, dat toen de Hunnen en Vanda len, de OstTO en Visigothen op het romeinsche rijk aanvielen, toen de Dranken en Alemannen en zoo vele andere noordsche volkeren zich van gansch Europa meester maakten dat, toen zelfs de geringste sporen van beschaving verdwenen, ook alle deze wetten in onbruik geraakten en ten een onmale vernietigd werden- Het was in die tijden, waarin alle wetten zwegen, dat het

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1857 | | pagina 68