6 en een van de Zwarte of Cellezusters, een excijnshuisje en waar schijnlijk eene waag aanwezig waren. Uit de charters, transportbrieven en dergelijke stukken, welke ik heb mogen wedervinden en die door mij ten dezen opzigte zijn geraadpleegd, heb ik ten aanzien van den inwendigen bouw der stad opgemaakt dat, behalve de door genoemden schrijver opgegevene gebouwen, men aldaar nog aantrof een gasthuis, een arm- of heiligengeesthuis, een hal, een nederhal, eene stads berberije of bierbrouwerij, eene stads waterput, een watermolen, onderscheidene koornmolens en 6 poorten, t. w.de Yrouwe- poort, de Noordpoort, de Oostpoort, de Westpoort, de Koepoort, en de Waterpoort, alsmede de navolgende openbare pleinen en straten, t. w.: de Markt, de Vischmarkt, de Heerenstraat, Hoog straat, Bennenstraat, Brugstraat, Smidsstraat, Nieuwstraat, Kerkstraat, Maarstraat, Stoofstraat, het Molenslob en de Kaai. De huizen waren er tot op het jaar 1450 met stroo bedekt, gelijk ik meen te mogen opmaken uit een privilegie van Philips den goeden in dat jaar verleend, waarbij aan de regering en de ingezetenen eenige vrijheden zijn gegeven, doch hun tevens de verpligting is opgelegd om hunne gebouwen welke grootendeels door brand waren vernield, voortaan met pannen of leijen te beleggen, blijkende ook uit dat zelfde stuk, dat van een aantal zoutkeeten, welke mede waren verbrand, er 6 a 7 in het midden der stad gelegen waren. Omstreeks het jaar 1374, onder het bestuur van hertog Albrecht van Beijeren, is Reimerswale geheel versterkt en van eenen ring muur voorzien, waarin zich volgens de gewoonte van dien tijd waarschijnlijk een aantal schanstorens zullen hebben bevonden, en van de di jken of wallen waarmede de stad was omgeven, vindt men vermeld de Noorddijk, de Oostdijk, de Westdijk, de Zuid- dijk en de Minnendijk; ook waren er drie geregelde veren of aanlegplaatsen, t. w.oen op Bergen op Zoom, een op Antwerpen, en het zoogenaamde veer van "Venusdamme, waarschijnlijk ge diend hebbende tot overzetveer naar de eilanden Schouwen, Duiveland en Tholen. Tot dus verre, wat ik ten aanzien der topographische gesteld-

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1857 | | pagina 6