70 om te betoogen, dat liet regt der zoogenaamde zeevonden en zeedriften niets is dan een feit, dat ja in 't vervolg van tijden mogehebben geleid tot de heilrijkste uitkomsten voor de menscli- heid, doch in zijn ontstaan niets was dan eene daad van geweld en tot niets strekte dan tot verrijking van den graaf en diens onderhoorigen. Al is het waar, dat men op het gezag van onzen Zeeuwsehen chronijkschrij ver Boxhorn kan aannemen, dat er noch in Holland noch in Zeeland zoogenaamde zeevonders hebben bestaan, die door de graven werden aangesteld om de ongelukkige schip breukelingen op te sporen, gevangen te nemen en in den kerker over te leveren, en al is het waar, dat men nu niet meer direct was prijs gegeven aan de eerste de beste horde van kustbewo ners toch gelooven wij, dat het er weinig beter toeging en de ongelukkige schipbreukelingen in hunnen rampspoed er weinig bij gebaat warennu, dat de roof gepleegd werd onder den schijn van wettelijke benadering, en deze op wettelijk gezag werd uitgeoefend (9). Het is in deze tijden, toon onze kusten zoo zeer geteisterd wer den door de invallen der Noormannen, dat ook bij het alge meen heersohend bijgeloof, de schipbreuk gehouden werd voor eene straffe Gods, eene straffe, die alleen goddeloozen werd aan gedaan, en wier goederen dus voor niet veel beter werden geacht, dan die van vreemdelingen, vijanden, misdadigers. Het is vooral uit dit tijdperk, dat de dichters en romanschrij vers hunne tafereelen ontleenden om dezedenen (quasi)regten van het strandregt af te schilderen. Wij halen slechts aan Kotzebue (10), die in zijn welbekend tooneelstuk eenige schipbreukelingen voorstelt, die, opgetogen over de hulpvaardigheid, waarmede de strandbewoners hen waren komen te hulpe snellen, alras echter ondervonden, hoe liun alles werd weggeroofd, en die in hunne vertwijfeling zich vervallen waanden in handen van wezens, welke ophielden menschen, laat staan beschaafde en het allerminste Christen menschen te zijn. In welk tooneelstuk wijders nog worden afgemaald de strand bewoners, die helder flikkerende vuren hadden ontstoken om,

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1857 | | pagina 70