89 alleen voor zig gehoudenen zeevonden, die daar vallen zouden, daaraf de "baljuw rekening en bewijs moet doen aan den rentmeester van Tholen. Tegenw. Staat van alle Volk., XIX. 431. Over 's Heer Jansland, idem XX. 51G. Ovl*' Nieuwerkerk, idem 489Over Duiveland, idem 479 (25) In de Zeeuwsche Chronyk van Boxhorn vindt men vermeld hoe de heeren vanHaemstede, door zich het regt op de zeevonden aan te matigen, inbreuk maakten op het graaflijk regaal, en hoe bij de handveste van Karei, hertog van Bourgondie, van 29 julij 1454, met andere regalia, waarin de heerlijkheid van de duinen schijnt bestaan te hebben, ook bepaaldelijk de zeedriften en zeevonden van die heeren wer den ontnomen, en weder tot het domein van den graaf werden overgebragt. In het volgende jaar 145 5 evenwel verkocht hertog Philips van Bourgondie de heer lijkheid Haemstede, met die van Westersehouwen, aan Bodewijk van Brugge, heer van Gruithuize. Nader werd het, ten gevolge van een vonnis van denhoogen raad in 1468 op nieuw opgeveild, en werd de heer van Gruithuizen andermaal kooperNader hand is hij daarin bevestigd door een leenbrief den 13 julij 1474 te Arnemuiden gegeven bij hertog Karei van Bourgondie. Boxhorn Chron. v. Zeel. II. 244. Tegenw. Staat van alle Volk., XX. 398. Be leenbrief is volgens pag. 299 te vinden bij Smallegange, 685. Vlissingen, Westcapelle en Domburg, welke tot nog toe onmiddelijk onder den graaf gestaan hadden, werden den 25 maart 1452 door hertog Philips van Bour gondie met al hun toebelioorcn verkocht en overgegeven aan Hendrik van Borselen, heer van Veere, voor 12,000 kroonen (elk van 48 grooten vlaemsch). Aan de hoege heerlykheid van Westcapelle is de heer verleydto. a. met alle jurisdictiën hooge, middele en lage, en (met deselve) den tol, vond, zeedrift voorts de duinen, en de gevolgen van de zeedriften, met de verdere gerechtigheden, daartoe behoorendeom die te houden van de voorsz. graaflijkheid, tot een onversterfelijk erfleen, gelijk het de voorsz. heerte houden plag. Zie de Munck, Deductie etc. p. 25. Dit geschiedde onder voorwaarde dat de heer van Veere en zijne erven die steden en heerlijkheden met de gevolgen van dien, zouden gebruiken den tijd van 17 eerst komende jaren, zonder dat de hertog, gedurende dien tijd, dezelve heerlijkheden zoude mogen lossen. Doch int jaar 1477 heeft "Maria van Burgon die decsen losbaren koop, by haere brieven van 1 mei veranderd in een eeuwigdurenden, ten behoeve van Wolferd van Borselen, heer van Veere, zoon van den voornoemden Hendrik van Borselen. "Uit krachte van dien zou Wolferd van Borselen deese steden en heerlijkheden van de graaflijkheid van Zeeland houden tot een onversterfelijk leen, zonder dat zij, gravinne van Zeeland, daarvan voor zig behield eenige lossinge of voor hare nako melingen. In dien verkoop waren ook begrepen alle justitie, hooge middelen, en leeghe, tot excynsenvoort zeedrift enzdie de graaven en graavinnen van Zeeland daaraan hadden. Boxhorn, Chron. v. Zeeland (1644) II. 286. De heerlijkheid Vlissingen werd herhaaldelijk verkocht; eindelijk in 1732 van leenpligtigheid ontslagenin 1747 werd het weder leenroerig. Tegenw. Staat van alle Volk., XX. 203, 222. Boxhorn, I. 185, II. 287.

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1857 | | pagina 89