94.
een geschikt persoon voordragende tot de waarneming van dat beheer, ten einde
door Z. M. te worden geagreëerd en door den gouverneur der provincie te worden
beëedigd; 3». de ambachtsheeren en de alzoo geagreëerden en beëedigden per
sonen zich stellen onder liet toezigtvande daartoe gestelde autoriteiten, speciaal van
den gouverneur en minister van binnenlandsche zaken, zoo als ten opzigte van de
hoofden der plaatselijke besturen, en anderen bij genoemd besluit van 24 augustus
1814 is bepaald; 4°. zich vergenoegende met eene redelijke vergoeding van
kosten, zonder zich regt op de goederen aan te matigen; behoudens hun regt op
de goederen van welke de eigenaar, na gedane wettelijke oproepingen, binnen den
bepaalden tijd niet is kunnen ontdekt worden, voor zoo ver zij dit regt in 1794 of
later hebben bezeten.