13
de onderscheidene kerkgemeenten, in ons charter voorkomende,
waartoe ik thans overga.
De eerste waarvan sprake is, is die van Sul/burg of Souburg
de hoofdkerk der Zuidwatering. De naam dezer gemeente wordt
het eerst ontmoet in een charter van graaf Dirk VII, over de
tienden aldaar, van het jaar 1198 1), terwijl een brief van Dirk,
bisschop van Verdun de a°. 1250 2), berigt geeft van de stich
ting van eene kerk te Subburg, door Petrus Willemszoon van
Subburg. Uit dit laatste stuk, bepaaldelijk uit de daarbij aange-
gevene grensscheiding, blijkt ten duidelijkste, dat daarin de kerk
van Ooii!-Souburg is bedoelden wanneer men nu in aanmerking
neemt, dat lUesii-Souburg wel reeds in 1247 als een ambacht,
doch niet vóór 1338 als eene afzonderlijke kerkelijke gemeente
voorkomt, dan volgt daaruit, dat hier door de eenvoudige be
naming Subburg niet anders dan Oosd-Souburg kan worden ver
staan, en liet de bijvoeging van Oost waarschijnlijk eerst tij
dens de stichting der kerk van /Fes/-Souburg en zulks in te
genstelling van deze zal verkregen hebben.
De onderhoorigheden of dochterkerken der Souburgsche wa
ren vooreerst, Souburgdike, dat is, id est, zoo lezen wij, Kats en
Sinoudskerke. De benaming van Souburgdilce trof inzonderheid
mijne opmerking, omdat dezelve reeds voorkomt in het bij van
Mieris uitgegevene privilegie van bisschop Otto III van het
jaar 1247, en ik mij daarbij herinnerde dat de heer Verheije
van Citters, op zijne bekende kaart van de successive wording
van onze provincie uit opgevolgde bedijkingen, waarvan een
exemplaar in het kabinet van dit genootschap berust, het ge
noemde Souburgdvjkeals eene op zich zelf staande gemeente had
afgebeeld, en dat ook Dresselhuis, in zijne verhandeling over
Zeelands oude gesteldheidofschoon hij de plaats zelf niet op
zijne kaart heeft afgeteekend, er nogtans van spreekt, evenzeer
als van eene afzonderlijke gemeente, onder den naam van Edzine.
1) Zie Kluit, Cotl. Dipl., bi. 218.
2) Door mij uitgegeven in het Jaarboekje Nehalennia, 1350, bl. 255.