34 ik zal pogen te vervullen uit handschriften, die mij onder het oog zijn gekomeninzonderheid rakende de geleerdheid van eenige Iloog Edele Ileeren uit de geslachten van Bors sele van der Hooge, en van Tuyl van Serooskerice die zich boven andere Zeeuwsehe Edelen door hunne geleerd heid eene lofwaardige nagedachtenis hebben verworven. Ik zal niet herhalen 't geen door de bovengemelde schrijvers reeds naar waarheid gemeld is van de geleerdheid van 1. Anna van Boessele, vrouwe van ter Yeere; 3. Jan van Borssele, Deken te Zandenburg; 3. Woleaert van Bors- sele 4. Philibert van Borssele 5. Pieter van Borssele Heer van ter Hooge, toen genaamd Pieter van der Hooge; 0. Maximiliaan van Borssele (van Laterdaele), noch den lof der Ileeren van Tuijl van Seuooskerke, voor zoo verre die reeds gedrukt is. De geleerdheid nu der Edelen bestaat niet zoo zeer of voornamelijk in oordeelkundige lettervitterijenspitsvindighe- den der burgerlijke regten, diepzinnigheden der natuur- en geneeskunde, hairige geschillen der godgeleerdheid (hoewel sommigen onder hen zich in dit alles zeer geoefend getoond hebben), maar meest in het beoefenen der wezentlijke deelen van de godgeleerdheid en der II. Schriften; in het nasporen van het openbaar regt en der staatkundevan oudheden oude en nieuwe historiën en wapen- en geslachtkundeals meest betrekkelijk tot hunnen adelijken staat. Tot welke laat ste soort van geleerdheid behoort het navorsehen en opstellen van geslachtlijsten der hoogadelijke stammen, en in welke, onder de Nederlanders, boven anderen hebben uitgemunt: Jhr. Christoffel Butkens, in zijne Nereteekenen van Brabant, en Geslachtlijst van den Iluize van Lijnden, beiden in 't Fransch beschreven; en Jhr. Thomas de Rouck, in zijnen Nederlandsehen HerauldJhr. Philip l'Espinoy, vicomte van Therouanen, in zijne Nasporingen van de Oudheden, en den Adel van Vlaanderen, in 't Fransch; Jhr. Matthijs van der

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1859 | | pagina 34