41
Voorts heb ik van sommigen dezer Edelen eenigc lotgeval
len nageschreven, wel niet tot hunnen lof, maar nogtans
volzeker dienende tot nieuwe opheldering der vaderlandsche
en Zeeuwsehe historiezonder echter alles bij te halenwat
mij deswegen van sommige geslachten bekend isom geen
schijn te gevendat ik den nakomelingen hartzeer zoude
hebben willen aandoen.
Jhr. HENDRIK VAN SERÖOSKERKElieer van Slavenisse.
Ik schrijf zijn naam, zoo als die gedrukt is door zijn' wel
bekenden vriend W. van Gocithoeven ofschoon die anders
wordt geschreven van Tuijl van Serooskerke. Zijn oud
overgrootvader Pieter Tuijl de Heerlijkheid Serooskerke in
Schouwen gekocht hebbendevonden zijn zoon en zoons zoon
de eerste Jacob, de tweede Hieronijmus genaamd, geraden
om, met weglating van den stamnaam Tuijl, zich Serooskerke
te schrijven, zoodat men niet anders zoude kunnen denken
of zij waren van ouds uit Zeeland herkomstig, hetwelk ech
ter dit geslacht zelf niet voorgeeft, maar erkent, dat hetzelve
uit Gelderland in Zeeland is gekomen, gelijk ook in de lijst,
uit de abdij van Middelburg gekomen, duidelijk staat aan-
geteekend. Maar duchtende dat die naamsverandering eenige
onaangename gevolgen zoude kunnen baren, verzochten zij
aan keizer Karel V de bevestiging van deze naamsverande
ring, en verkregen dezelve met weinig moeite, als wèl ten
Hove staande. Hiervan komt hetdat dit geslacht in de ge
denkschriften en openbare bede-rekeningen van de zestiende
eeuw nooit anders als van Serooskerke wordt genoemd, het
welk Gouthoeven gevolgd heeft op het voorbeeld van dezen
Jhr. H. van Serooskerke zeiven in zijne lijst, te vinden bij
W. van Gouthoeven j).
Ondertusschen is het zeker, dat de heeren van dit geslacht,
J) Bladz. 556, 557.