4a die nog in Zeeland waren, in het begin der zeventiende eeuw hebben goedgevonden om den ouden stamnaam Tuijl bij kans eene geheele eeuw weggelaten, te hervatten en zich te schrijven van Tuijl van Serooskerke gelijk ze nog heden doen. Deze Edelen zijn derhalve, ten opzigte der naams verandering, in allen deele gelijk aan de van Borsselens, die zich eerst naar het gekochte slot ter Hooge hebben ge noemd van der Hooge en terzelfder tijd met de Seroosker- kens den ouden stamnaam van Borssele hebben hervat en bij van der Hooge gevoegd, alleen met dat verschil, dat de van Borsselens, als Edelen, die geen hovelingen waren, maar op hun eigen goed stil leefden, geene bevestiging van hunne eerste naamsverandering ten Hove hebben verzocht, hetwelk ook onnoodig was, vermits de Nederlandsche Edelen, al van ouds zonder iemands toestemming zich dat regt ge woon waren aan te matigen -1); daar de Serooskerkens de moeite genomen hebben om hunne eerste naamsverandering door keizer Karel V te doen bekrachtigen, gelijk ik elders uit een oorspronkelijk stuk heb bewezen; doch zooveel mij gebleken is, hebben zij al zoo min als de van der Hoogens de bevestiging van de tweede naamsverandering, omtrent het jaar 1600, van iemand verzocht. De grootvader van Jhr. Hendrik van Tuijl van Seiioos- kerke was Hieronijmus, zijn vader Philibert van Seroos kerke, beiden zeer wel bekend in de historiën van de Ne derlandsche beroerten van 1566 tot 1576; ook in andere gedenkschriften, die ik gezien heb, doch op die wijze, dat het onnoodig is om dat hier op te halen. Langs welken weg nu onze Jonker Hendrik van Serooskerke en zijne broeders Hieronijmus Bené en Philibert tot de vaderlands- en vrijheidsliefde (om van de gezuiverde godsdienst niet te spreken) zijn gekomen, die zij van hunnen vader niet hebben kunnen leeren, is mij niet gebleken. Maar dit is onlwijfel- DF. Rouck, Ned. Her.1)1. 282 cn volg.

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1859 | | pagina 42