44
ningen uitzondertgeen weergade wordt gevonden. De uit
gebreidheid en het vervolg van die genealogie maakte het on-
noodig om van dit geslacht in de tweede lijst bij Gouthoe
ven x)behelzende de Edele stammen van Zeeland in de jaren
1540 en 1549, wederom breedvoerig te spreken.
De Hoogleeraar Boxhorn 0)die beide deze lijstenals
van ontwijfelbaar geloof, heeft overgenomen, maakte geene
verandering in dezelve, dan alleen, dat hij in de eerste de
geslachtslijst van Tüijl van Serooskerke vervolgde tot op
zijnen tijd toe, vermits hij omtrent 25 jaren na Gouthoeven
zijn werk uitgaf.
De achtbaarheid en geloofwaardigheid van Gouthoeven steeg
tot dien top wegens zijne naarstige getrouwheid en door het
vermelden van zijne drie geleerde helpers en onwraakbare ge
tuigen, dat Souveraine Hoven op zijne getuigenis vonnis stre
ken over iemands betwist wordenden adel.
Mij gedenkt gelezen te hebben een proces over den adel
van zekeren Jhr. van Oudtheusden, wien men zijn' adel be
twistte, hetwelk het Hof van Gelderland ten zijnen voordeele
termineerde op het getuigenis van Gouthoeven, die het ge
slacht van Oudtheusden onder de Edelen had geteld. Het
zou derhalve eene zware beleediging wezen aan Jonker Hen
drik van Serooskerke, indien men wilde loochenen den adel
van eenig Zeeuwscli geslacht, in de lijsten van Gouthoeven
vermeld, en eene ondankbare beschuldiging van onkunde of
dwaasheid tegen hem bevattenals ware hij onwetend of zot
geweest om iemand onder de Edelen en Ridderschap van Zee
land te plaatsen, die tot dezelve niet behoorde. Geheel an
dere denkbeelden worden ons wegens hem ingeboezemd door
de allerkundigste schrijvers over de Zeeuwsche Edelen.
De heer Ruisch de Bruin, van wien wij meermalen hebben
gewaagd, roemt hem menigmalen in zijne Genealogie van den
L. c., bi. 621.
s) Op Eeigershergh 2C dl., bl, 351358 en 473, 474.