45
huize van Borsselewegens zijne kennis en geleerdheid in de
heraldie, voornamelijk met betrekking op Zeeland. De Edele
Heer van Grijpskerke geeft in zijn Graefscliap van Zeeland J)
onder andere ook deze redenwaarom hij van de branche
van Tuijl van Serooskerke niet breedvoerig handeltook
zijn de Heeren van Wulven en van Zuijlen in 't sticht
van Utrechtuit dit geslacht zijndevan alles onderricht
door de groote naerstigheit van wijlen heer Hendrik van
Tuut, van Serooskerke heere van StaefvenisseEhijnhuizen
etc." en beroept zich verder op Gouthoeven.
Waar de verzameling van fraaije stukken en de geleerde hand
schriften van dezen roemrijken Edelman gebleven zijn, heb ik
niet kunnen ontdekken. Zijn zoon, Jhr. Eené van Tuijl van
Serooskerke uit Zeeland vertrokken zijndewerd in het jaar
1640 beschreven in de Eidderschap van Utrecht naar het
getuigenis van Sjiallegange 3); welk exempel, gelijk ook van
andere Jonkers uit dit geslacht, overtuigend aantoont, hoe
ongegrond het gevoelen is, dat niemand in de Eidderschap
van Utrecht kan of behoort toegelaten te worden, zoo hij
een Edelman is uit een der vereenigde Nederlandsche land
schappen, daar geen Lid der Eidderschap en Edelen is, ge
lijk bij voorbeeld Zeeland.
Indien dit maar schijn van waarheid had, zou Jhr. Eené
voornoemd niet hebben kunnen of behooren beschreven te
worden, alzoo er in 't jaar 1640 al zoo min een lid der
Eidderschap en Edelen in Zeeland wasals hedendaags.
Jhr. Hendrik van Tuijl van Serooskerke mag tot herstelling
van dat Lid moeite gedaan hebben in de jaren 1596 en
16131625, met en benevens de andere Edelen, maar vruch
teloos. Althans dat die van het geslacht van Tuijl van
Serooskerke het hunne mede hebben toegebragt om het Lid
der Eidderschap in Zeeland weder opgerigt te krijgenmag
men veilig besluiten uit de woorden van de generale voorrede
1) Bladz. 383, M. S. 2) Bladz. 694.