63
gelijk hij zelf in zijnen brief aan dien WelEdel geboren heer
schrijft. En belangende het accoord van sommige Edelen
met prins Maurits in het jaar 1624, om dien vorst alleen
het Lid der Edelen ter staatsvergadering te laten bekleeden
en verbeelden, daarvan betoont hij een' grooten afkeer, schrij
vende dat dit was hun geboorterecht voor een schotel moes
„te verkoopen," en bewerende, dat die Edelen noch magt
noch regt hadden om hetzelve te kunnen afstaan en dat
derhalve de nazaten dergenen, die dit accoord aangingen,
aan hetzelve niet verbonden waren, noch het behoefden na
te komenmaar hetzelve voor nietig en krachteloos konden
houden en verklaren. Misschien zullen deze en soortgelijke
redenen de oorzaak geweest zijn, dat, prins Maurits gestor
ven zijnde, kort na de bekrachtiging van dit accoord, prins
Eredertk Hendrik hetzelve als nutteloos heeft aangemerkt
gelijk ook de Edelen, die het hadden gemaakt, op de uit
voering van hetzelve niet hebben aangedrongen, te minder
omdat die prins sommigen van deze Edelen of hunne kinderen
elders in een ander landschap tot het lid der Ridderschap en
Edelen bij gelegenheid wel wilde bevorderen en anderen tot
de wigtigste staatszaken in en buiten Zeeland gebruikte. Dit
accoord dus van zelf vervallen zijnde, was het niet noodig,
dat de Edelen van Zeeland, in de jaren 1651 en 1652 de
laatste pogingen aanwendende om hun Lid aldaar hersteld
te krijgeneen woord van hetzelve zouden hebben gesproken
als die onnoodig oordeelden, gelijk het was, om uit den weg
te ruimen de zwarigheden, die men scheen te kunnen maken,
dat zij door dit accoord zouden hebben afgestaan van 't regt
der Edelen dat zij eertijds hadden.
Zoo adelijk de geboorte van Jr. Jacob van Grijpskerke
was, zoo edel was zijn vernuft, gezond oordeel en weêrga-
looze geleerdheid in de regten en den Staatsregeringsvorm
van Zeeland. Hiervan is een blijk zijn uitmuntend Graaf
schap van Zeelanddat hooger te schatten is dan alles, wat
er tot nog toe door den druk gemeen gemaakt is, niet be-