Jr. JACOB VAN BORSSELE VAN DER HOOGEheer van Geldcrmalsem
in Clevcrskerke enz.
66
kerke te zeggen. Het vorenstaande is ten overvloedigen be
wijze, dat hein onder de geleerde Edelen van Zeeland eene
der eerste plaatsen toekomt.
Hij had tot grootvader Adriaan Jansz. van der IIooge
wiens wettige grootvader was Adriaan van Borssele, Ridder
lieer in Cleverslcerkewelke kocht van zijne nicht Margarieta
van Borssele, dochter van Hendrik, lieer van der Veere, en
van Bodewijk van Brugge, lieer van Gruithuisen, haar man,
het kasteel ter IIooge, naar hetwelk zijn zoon Joost zijn' naam
schreef, Joost van der Hooge, volgens de gewoonte der
Edelen van dien en lateren tijd, met weglating van den naam
van Borssele.
Des laatsten zoon Jan en zijn kleinzoon Adriaan volgden
hunnen vader en grootvader in deze naamschrijving na.
Van zijn' grootvader Adriaan van der IIooge heeft Jr.
Jacob van Borssele van der IIooge het volgende aangetee-
kend achter zijn boek de Nolilitate J): „Adriaan van der
„Hooge is gebooren a°. 1549 op 't huis ter IIooge. In zijn
„jonkheit, om de troubelen uitlandig en in Duitslant studee-
rende, heeft aldaer kennisse bekomen van de gereformeerde
„religie, die zijn Ed. tot den doot toe bekent en godtzaliglijk
„beleeft heeft;" gelijk hij ook, zoowel als andere Edelen van
dien tijd, het zich tot eer gerekend heeft kerkelijke bedienin
gen te bekleedenuitwijzende de gedrukte registers der ou
derlingen en diakenen van Middelburg, in welke hij Adriaan
Jansz. van der IIooge genoemd wordt. Uit deze aanteeke-
ningen blijkt overtuigend, dat deze Jr. Adriaan een van de
allereersteu onder de Zeeuwsche Edelen geweest is, die de ge
zuiverde godsdienst hebben omhelsd en ontdekt de reden
waarom zijn zoon en verdere nazaten tot heden toe in die
Pag. 162,
Archief IV-
O