09 nomenna de afneming op verscheidene tijden weder ver- zocht, met welke redenen en bewijzen die wedervraging is „ondersteund, wat er op de rekwesten in verscheidene tij- den is geantwoord, kan men omstandig zien uit het rekwest, dat wij onlangs na den dood van prins Willem (den twec- ,,den), doorluchtiger gedachtenis, ten jare 1652 aan de Sta- „ten van Zeeland hebben overgegeven, en, opdat het ter ge- dachtenis en kennis van een iegelijk zij, hebben doen drukken „met al de bijlagen, hetwelk de Staten hebben verzegeld. In het openbaar en in het bijzonder kwamen bijeen Theopiiile van Catz (Heer van Ileilo), A rn o ut van Tuijl van Seroos- kerke (Heer van Zoelekerke), Pieter van Tuijl van Sb- uooskerke (Heer van Maelstede), dezelfde genoemde Aunout „voor zijnen neef, den Heer van Welland en Cattendijke" (als deszelfs oom en voogd, zoo als er onder het rekwest staat), „Charles de Peters, gezegd Catz (Commandeur van Yzen- dijke), Piiilibert van Borssele, Philibert van Catz (Heer van de Colster) en ik (uit naam van ons geslacht). Tot „het verzamelen van penningen, ter betaling van verschei- „dene onkosten, zijn door allen aangesteld: de Heer Jeroni- „mus van Tuijl van Serooskerke (Heer van Stavenisse), wegens de stad Tholen zitting hebbende in de Gecommit teerde Itaden, en ik, toen zijnde ltaad der Stad Middelburg „en nog jong, bij het leven van mijn' Heer Vader, die toen in den Haag woonde, zijnde wegens Zeeland afgezonden in de Generaliteits-Rekenkamer. Maar ik keer weder tot het- geen waarvan ik ben afgegaan enz." Alhoewel Jr. Jacob van Borssele van der IIooge in dit verhaal der historie van het rekwest der Edelen uit zedigheid en beschaafdheid zich zeiven het allerlaatst noemt, moet men niet vermoeden, dat hij de geringste onder de Zeeuwsche Ede len in adel of verstand en bekwaamheid zoude zijn geacht ge weest. Het tegendeel blijkt omtrent liet eerste uit den rang en orde in de onderteekening van het rekwest gehouden, daar hij in de derde plaats, onmiddclijk na Pieter van Tuijl van

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1859 | | pagina 69