79 „stamd, (hetwelk vereischt wordt in degenen, die herstelling „verzoeken en die in een ander land, daar zij vreemdelingen „zijn, begeeren in het lid der Edelen aangenomen te worden; want regt adelijke geslachten behoeven geen bewijs ter plaatse „daar zij zijn en blijven, omdat zij aan elk bekend moeten zijn, waarom sommigen het latijnsche woord Nobiles (edelen) zoo- veel houden als Noscibiles (bekenden), of iemand wil zich bewijzen edel te zijn uit onlangs verkregen brieven van ver- edeling. Zoodanigen moeten hunne wapenen en naam bewij- zenhetwelk de Franschen doorgaans noemen faire preuve du nom et des armes. Zulk een moet betoonen of de brieven „van den vorst, of zijn ambt en leen, dat hij bezit, en hetgeen hem edel maakt. Yoorts (om te komen tot hetgeendat al „de plakkaten, deze stof rakende, vereischen), moet men aan- merken, dat in dit stuk van de bewijzen des adels niet vol doende is, als iemand zich in het bezit van den adel wil „stellen, uithoofde van het adelijke leven zijns grootvaders en „vaders, ook niet de bewijzen bij mondelinge getuigenissen denzei ven gegeven; maar daar worden vereischt letterlijke be- wijzenom denzelven te bevestigen en te bekrachtigendeze „gelden en worden dikwijls gevorderd. Wat ik door letterlijke „bewijzen versta, zal uit dit exempel blijken, nam. boekdeelen „van openbare rollen en registers, waarin de namen zijn opge- schrevengetuigschriften der Hopliedenonder welke zij ten oorlog gediend hebbenhuwelijksvoorwaardenmaaggesehei- den of erfscheidingenwaarin geschreven staan de titels van edeldomvan welke ik hiervoren sprak. Daarenboven wil Tikaquisllus cl. loco cap. 10 n. 6, met vele „andere regtsgeleerdendie hij aanhaalt, dat zulk een voor „edel kan geacht worden, die door het gemeen en het algemeen „gevoelen der menschen daarvoor gehouden wordt; hetwelk ik wel toestem, maar nogtans zóó, dat men maar zoolang moet „blijven bij het algemeen gevoelen der menschen, tot dat blijkt, „dat hetzelve leugen is. Zelfs, zegt hij, ibidem n. 8., dat de adel kan bewezen worden alleen door het gerucht, dat is, door

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1859 | | pagina 79