92 sproken van een in 1S101813 afgegraven Vliedberg ten noorden van Serooskerke, waarin ook tibias's of oude schaat sen zijn gevonden; die ten zuiden is misschien nog bestaande of is in veel vroegere jaren vernietigd. Tot deze offerplaats behoorde noodzakelijk een offersteen die bij vroegere nasporingen niet is ontdekt, doch dien ik ineen bij mijn laatste verblijf op Noordhout, in de maand Junij jl.terug te hebben gevonden, niet op of omniddelijk bij den Luycxberg, doch op den korten afstand van nog geen 400 Ned. ellen aan den voet van den dorpstoren van Serooskerke, alwaar hij is dienende tot drempel voor de torentrapdeur, die ongeveer 5 palmen boven den beganen grond in den toren is gemetseld, en om welke te bereiken een opgang noodza kelijk was, waartoe men zich van dien steen heeft bediend, die los op de aarde zonder eenige inmetseling en zonder dat men de moeite heeft genomen oin die passend tegen den to renmuur te bewerkendaar liggende is. De steen is van Benthemer zandsteenis onbehouwen even als een grootc keisteenafgerond aan de achterzijde, waarmede hij tegen den toren ligt, hij is lang 18 palmen, breed 7 palmen en hoog 8 palmen 7 duimen. Het specifieke gewigt van de steen soort is bevonden 2,5, hetgeen vrij wel met de hardheid van den zuiveren kiezel (die iets meer is) overeenkomt hij zal dus een gewigt hebben van p. m. 1575 Ned. of ruim 3100 oude ponden. Ilij is aldaar volgens algemeen berigt van de inwoners van Serooskerke sedert onheugelijke tijden geplaatst geweest, doch behoort blijkbaar niet tot den bouw van de kerk of toren zoodat men het daarvan gemaakt gebruik als toevallig moet beschouwen. liet is bekend, dat het eiland Walcheren geen oorspronke lijke steenen of keijen oplevertzoo dat dit blok van el ders moet zijn aangevoerd, en het is niet waarschijnlijk, dat men een steen van dat gewigt daarheen zal gebragt hebben met geen ander doeldan hem tot drempel of opgang te doen

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1859 | | pagina 92