121
van Zeeland behartigde. Door de oprigting der Zuid-Beve-
landsche vereeniging van onderwijzers verwierf hij zich bij
dezen niet alleen hoogachting en dankbare liefde, maar
oefende hij ook op het onderwijs zelf een weldadigen en ge-
zegenden invloed.
Ten laatste wees de redenaar op hetgeen Dresselhuis
als geleerde en als mensch in de maatschappij geweest was.
Voor licht en waarheid had hij onvermoeid gestreden, en hoe
na hem ook de wetenschap aan het harte lag, zoo maakte
hij zijne studiën liefst dienstbaar aan de vermeerdering van
nuttige kennis, aan het welzijn zijner medemenschen. Ge
waardeerd in zeer ruimen kring, werd hij achtereenvolgens
tot lid benoemd van verschillende binnen- en buitenlandsche
geleerde genootschappen, terwijl een koninklijke onderschei
ding hem ten deel viel in zijne benoeming tot ridder van
den Nederlandschen leeuw.
Dresselhuis was een voortreffelijk burger, een nederig
christeneen trouwe vriend en een wijze raadgever. Met
uitstekende vermogens toegerust, maakte hij zich bemind in
zijnen kring, terwijl hij onvergankelijke diensten bewees aan
de beoefenaars der godgeleerdheid, bovenal der geschied- en
oudheidkunde.
Dresselhuis was en hiermede besloot de spreker zijne
feestrede een edele Zeeuw geweest. Hoewel in dit ge
west niet geboren, zoo gaf zijn vijftigjarig openbaar leven in
Zeeland hem regt op dezen naam en zijne verdiensten als
godgeleerde, zoo wel als ten aanzien van lager onderwijs, ge
schiedenis en oudheidkunde maken hem een gedenkteeken
waardig, dat aan de nakomelingschap bewijzen kan, hoe in
Zeeland goede en verdienstelijke mannen door hunne tijdge-
nooten worden gewaardeerd. Eere zij den menschdie ge-
leefd en gearbeid heeft als Dresselhuis, maar bovenal eere
„aan God, die in den mensch vatbaarheid tot zoo groote
ontwikkeling heeft gelegd."
Nu trad de heer Persant Snoep als spreker op.