23
liet daaruit, dat niemand met eenig geluk liet algemeene be
schouwen zal, die niet vooraf de deelen heeft opgenomen.
Door naarstig bijzonderheden op te zamelen en te bestuderen
werd zijn gezigtskring al grooteren grooter. Hij ging uit van
de plaats zijner woning, doorwandelde zijn' naasten omtrek,
doorkruiste het oord dat hem omringde, streefde voort naar
het gansche gewest en van daar naar het gansche vaderland.
Daarom was Zeeland hein lief, lief als uitgangspunt, ge
lijk het hem lief was als de grond, waar hij zijn' werkkring
en zijn levensgenot gevonden had. Zeeland was hij. gewoon
als zijn tweede vaderland te beschouwen, en schoon geen
Zeeuw van geboorteerkende hij zich als Zeeuw door tijd
en lot en sympathieen hij was hethijdie als jongeling
in Zeeland kwam om er als grijsaard te sterven
Geen wonder, dat dan ook aan Zeeland zijn' eerste en
meeste, zijn liefste en diepste studiën gewijd waren. Nog
altijd blijft het werkje over het district Sluis, waarmede hij
in 1819 de rij zijner geschiedkundige schriften opende, of
schoon meer dan veertig jaren na de uitgaaf zijn verloopen
en later onderzoek het min juiste van sommige voorstellingen
hebben doen aan 't licht komen, nog altijd blijft echter die
arbeid, door een' jong mensch ondernomen, een werk van
waarde, dat onze bewondering afperst, 't Was niet alleen de
vrucht zijner eerste, maar, even als al het latere dat hij over
Zeeland geleverd heeft, zijner diepste studiën. Al wat van
Mieris, Kluit, Ermerins hem voorgearbeid hadden, gelijk
alles wat hij vond op den weg der letteren, het werd door
hem, verre van terstond beaamd, integendeel, van den grond
af nagespoord en getoetstzoodat men zeggen kondat alles
wat hij had en gaf zijn eigendom was, waarmede zich zijn
geest 11a zorgvuldige inspanning vereenzelvigd hadnaauwge-
zette bronnenstudie, dat hield hij voor liet hart der
wetenschap. Wat Dresseliiuis kenmerkte wij zeggen het
met volle overtuiging 11a is, dat hij, vijand van alleen
Het hier volgende is schier woordelijk van den heer Lantsheer overgenomen.