30 en gebreken van lateren tijd. Hij kende eiken vorm van be stuur en wist naauwkeurig aan te wijzen wie zich meest verdienstelijk gemaakt hebben. Hij was in de kleine vlekken te huis als in de steden. Hij had de stroomen en landen in hunne wording en veranderingen voor den geest, als ware hij zelf altijd ooggetuige geweest. Hij schetste den invloed van Zeeland op den wereldhandel en toonde ons even naauw keurig wat bijv. eene enkele rederijkerskamer in beperkten kring had uitgerigt. In één woord, hij zal een gids blijven in onze geschiedenis, dien anderen, door den voortgang dei- wetenschap misschien vervangen zullenmaar die altijd de onderwijzer van zijne opvolgers zal kunnen heeten." 1) Ik heb gepoogd Diiksselhüis als geleerde te schetsen, en ik vrees niet, dat, na het gezegde, iemand weigeren zal hem met volle toestemming dien titel waardig te keuren. Onderscheidene geleerde genootschappen rekenden het zich dan ook tot eere hem onder hunne leden te rangschikken. Het Zeeuwsch genootschap was het eerstedat zijn' letterkun dige verdiensten erkendetoen het hem den 29 December 1819 tot lid benoemde. De maatschappij der Nederlandsche let terkunde volgde den 5 Julij 1830, nadat hij den 25 Februarij van hetzelfde jaar honorair lid van de maatschappij van wel dadigheid was geworden. In 1835 werd hem van het pro vinciaal Utrechtsche genootschap het lidmaatschap aangeboden. In 1838 werd hij corresponderend lid van het Saxisch Thu- ringsch Verein voor oudheden te Ilalle. In 1843 nam het Noord-Brabantsch genootschap van wetenschappen hem onder zijne leden op. De Société frangaise de statistique univer- selle verhief hem tot membre titulaire in 1844, en evenzoo den 25 November 1847 het Institut d'Afrique; waarbij nog gevoegd moet worden het lidmaatschap van het historisch gezelschaplater genootschapgevestigd te Utrecht. Einde- Piccardt, t. a. p., n°. 70.

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1862 | | pagina 30