57
destijds zelfs nog velen gevonden werden, die in stilte met
liet katliolicismus waren blijven sympathiseren. Dit meende
men het geval te zijn met Dr. C. A. Zoetwater, die zicli
in het oogloopend onthield van de bijwoning van het avond
maal en wiens benoeming tot burgemeester om die reden aan
den kerkeraad bedenkelijk voorkwam. De toeleg mislukt
zijnde, werd hij een felle tegenstander van de Lansbergens,
en de hoofdbewerker in het bijeenroepen van een kerkelijken
coeius J)die het bestaan van de merkelijke onwille van de
gemeente tegen hen uitsprak.
Op zich zelve echter zouden de gemelde oneenigheden deze
uitkomst, door Glasius eene curiositeit genoemd van de
vroegere kerkelijke regtspleging, niet gehad hebben 3), zoo
niet Philippus Lansbergen reeds sinds geruimen tijd aan
leiding gegeven had aan de godgeleerden om zijne regtzinnigheid
en zuiverheid in de leer in twijfel te trekken. Wij zwijgen
van leerstellige vertoogen en van de vele twisten, waartoe zijne
betrekking tot de kerk aanleiding gaf en waardoor hij zich
op theologisch gebied bekend heeft gemaakt 4); maar hoezeer
hij na zijn ontslag zich meer uitsluitend op de beoefening
van de wis- en sterrekunde toelegdezoo was het van algemeene
bekendheid dat hij als predikant zich met die wetenschappen
bijzonder onledig hield, dat hij de met den banvloek van
Onder dezen naam werden in vroegeren tijd bijeenkomsten gehouden,
waarin kerkelijke aanklagten en uitspraken of vonnissen in appel behandeld
werden. De coetzis werd belegd na bekomen inagtiging en beschikking van
de Slaten van het gewest, genomen op een verzoekschrift, door een appel
lant of door de classis daartoe ingediend. Uitsluitend ad hoewerden in
denzclven partijen (hetzij appellant of beklaagde) gehoord, de zaken overwo
gen en de besluiten ter goedkeuring aan de Staten ingezonden: goedgekeurd
erlangden zij kracht van uitvoering.
2) Godgeleerd NederlandII, bl. 347.
3) De derde predikant Guliki.mus Nicolai en de ouderlingen, die partij
hadden getrokken voor de Lansbergens, kregen absolutie. (Te Water, Kort
verhaal der Reformatie van Zeelandbl. 283).
4) Te Water hierboven aangehaald zette zijne verdiensten daaromtrent
in het breede uit een.