6-1 zegde van Apelles, dat de schoenmaker zich hij de leest moet houden, in cam eerder toepasselijk is op een predikant dan op een chirurg, terwijl bovendien meester Frederik, eene vrouw in Hoedekenskerke, en meer anderen kunnen getuigen, hoe de toediening van Mosc/ms aan eene kraam vrouw bekomt. Niet minder scherp is IIerls ten opzigte van de aanmer kingen van Jacob Lansbergen op zijne vena poëtica, welke hij beantwoordt in een afzonderlijk stuk, ten opschrift heb bende: Tecum habita NotaeAcl ea quae Dor. Lansbergius eruclavit (in P/iasma sati/ricim). Een staaltje daaruit overge nomen zal voldoende zijn om den geest er van te doen uit komen. Herls is volstrekt niet uit het veld geslagen dat Jacob hem zijne varkens niet ter behandeling wil toevertrouwen maar hecht zijne volkomene goedkeuring aan dat wantrouwen, omdat hij zich op de praktijk van die dieren niet verstaat. Maar hij is van meening dat Lansbergen nog meer ervaren daarin moet zijn dan de beste zwijnenhoeder, omdat uit het geen hij mededeelt, en uit zijne voorschriften overvloedig blijkt, dat hij bijzonder op de hoogte is van de nomencla tuur van de varkens-ziekten en van derzelver behandeling. Want tot deze behoort ongetwijfeld het gargarisma dat Jacob Lansbergen den 5 September toediende en dat door zijne dikte een likmiddel scheen, kennelijk bedoeld voor een var ken, dat in den regel niet gorgelen kan; alsmede het clgsma dat hij den dag daaraanvolgende liet gereed maken, en dat, als zijnde meer dan 29 oneen groot, niet voor een mensch, maar voor een dier moet bestemd geweest zijn Deze weinig ter zake afdoende hatelijkheden vermelden wij opzettelijk omdat er uit blijkt dat het verspiedings-stelsel in de XVIIe eeuw ouder de geneeskundigen zeer in zwang was en dat men elkander gereedelijk op de hoogte bragt van hetgeen tot iemands nadeel buiten zijne woonplaats voor openbaarmaking vatbaar was. Wij zullen later zien dat het onder de theo logen niet veel beter gesteld was.

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1862 | | pagina 64