C8 de Lansbergens, niet geheel en al onberispelijk te noemen, daar Jacob, in den ijver om zijns vaders eer op te houden, de goede tromv eenigzins kan hebben uit het oog verloren dan valt het toch ook niet te ontkennen dat er tijdens den strijd eene groote verbittering tegen de Lansbergens bestond, dat hunne handelingen niet altijd in een onpartijdig daglicht werden gesteld, en dat de Middelburgsche geneeskundigen in ieder geval in gebreke zijn gebleven om door eene voort gezette vergelijking met den oorspronkelijker) text het bewijs te leveren, dat Jacob Lansbergen werkelijk onechte brieven door den druk heeft bekend gemaakt. Onbevooroordeeld moeten wij, de argumentatie omtrent de aan schrijvers ontleende aanwijzingen en tegen-aanwijzingen van Moschusaan weerszijde aangebragt, in het midden latende, het sterk betwijfelen of in casu de Mosehus kan gedood hebben, en het vooral niet onopgemerkt laten dat de Middelburgsche geneeskundigen in hunne epislola apologetica eene ietwat overdrevene pharmaco-dynatnische kracht hebben toegekend aan den reuk van een middel, dat niet als zoo danig is toegediendmaar dat als toevoegsel voorkwam in een compositum, hetwelk geene bepaald geneeskrachtige eigenschap pen er aan kan ontleend hebben 2). Ten slotte moeten wij uit de titels van twee brochures die in 1614 door Dr. C. Liens zijn in het licht gegeven 3) opmakendat de apologie van de Middelburgsche genees- s) Slechts in het begin bij de uiteenzetting van de feiten wordt ge zegd „Muiier quaedam (inquis, utimur verbis tuis, prima epistola ad nos scriptis) &c. Overigens worden de gedrukte brieven en argumenten wederlegd. 2) De verhouding wordt opgegeven geweest te zijn 3 grein Moschus op 8 oneen van het zamengestelde medicament. 3) Tot onze spijt zijn wij onbekend met den inhoud er van, en vinden wij slechts de titels vermeld in de la Rue, Gelett. Zeel. 1741, hl 317. Coucertatio Arnica, JEjhstolica cum adversarïts D. Piiilippi Lansbkrgii etc. Z.zeae ap J. van Hellen; 1614, 8V0. MiUelburgensiuin rnedicorum responsi postliminii et epislolae apologeticae ex superabwidanti cauteld refutaüo pro 1). P. Lans be hg to Ibid 1614.

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1862 | | pagina 68