8
volgenden jaars predikte hij als student onder Heringa en
onder van Oordt. In dat zelfde jaar werden door hem den
13 Maart onder Heringa zeven quaesliones theologicae gede-
fendeerdden 31 Maart onder Rossijn zes andere, en den
29 Mei onder eerstgemelde nogmaals zeven andere. Niet lang
daarna verliet hij de hoogeschool. De omstandigheden des tijds
en het sterven zijner moeder bragten daartoe het hunne toe.
Weldra bood hij zich aan voor het kerkelijk examen,
't Werd hem afgenomen te Middelburg den 9 September
1810, met dien uitslag, dat hij zonder bedenking aan de
proponenten der Walchersche classis werd toegevoegd. Kort
daarop werd hij tot predikant te Hoofdplaat beroepen. De
wetten van het Fransche keizerrijk, waaronder destijds Staats-
Vlaanderen behoorde, vereischten echter voor het leeraars
ambt een' vijf-en-twintigjarigen ouderdom. Doch van deze
verordening bekwam hij dispensatie, zoowel van den keizer,
als van de consistoriale vergadering van Yzendijke, door welke
hij hierna peremtoir geëxamineerd werd. Weldra, den 26
Mei 1811, bevestigde hem zijn vader in de heilige bediening.
Alzoo op een-en-twintigjarigen leeftijd in het maatschap
pelijk leven getredenontwikkelde hij al spoedig een' meer
dan gewone werkzaamheid, waarin wij hem later meer opzet
telijk zullen gadeslaan. Het veld, dat hij betrad in de uren
aan zijne ambtsbezigheden ontwoekerdwas dat der geschie
denis en oudheidkunde, en Staats-Vlaanderens westelijk deel
was het oordwaaraan hij het eerst zijn' studiën offerde.
Van Hoofdplaat uit maakte hij tallooze excursiën door ons
geheele gewest om in de oude archiven van stad en dorp de
bronnen te zamelen voor het werk, waarvan zijn rustelooze
geest de schepping ontwierp. Dat hij bij zulke uitstapjes
mijne geboorteplaats niet vergat, waar een academievriend
hem juichend ontving, waar een merkwaardig archief op het
oude stedehuis hem wachtte, zijne werken getuigen het. Is
't wonder, dat hij aan zijn' eerste gemeente, die hem lief
had, zich gehecht gevoelde, en dat hij zich telkens bewegen