99 maar de schotbare gemeten in de Oost- en Zuidwatering ble ven bovendien dijlchoudende gemetenvoor zoo ver de watering onder welke men behoorde, betrof. Aan dit onderscheid heeft koning Philips in 1560 en 1565 bij de verleende octroijen eenig redres gemaakt, met de alleen waterhoudende gemeten een extra geschot te imponerenwelk extra geschot vrij gelijk stond met hetgeen men berekende dat de tevens dijJchoudende gemeten, aan de hun aangewezen enden dijksbekostigden. Dit consteert uit het geschot't welk in 1564 geschoten is en dus was„in de Vijf ambachten voor water- en dijlcpenningen „met de gratie van 't halve geschot, vier schell. ses gr. vlms. „Ende in de zuydt-, west- 2) en oostwateringhealzoo de inghe- „landen aldaar Cramdijclc houdendry schell. vier gr. vlms." Het eiland was toen schotbaar groot3) de Vijf ambachten13995 g. 193 r. de Oostwatering12013 g. 160 r. de Noordpolders waren daaronder niet begrepen, welke in 1575 nog maar het halve geschot schoten. Oud ActenboeJc fol. 65). de Westwatering7048 g. 188 r. de 240 g. 185| r. duinland gaventoen een half geschot. de Zuidwatering6442 g. 100 r. Te zamen 39500 g. 41 r. Beraming van 1564. 2) Westwateringdeze was, door het wegslaan der duinen onder Boonendijke en omdat Oud Vlissingen met dezelve gecombineerd waswederom dijkhoudende geworden. 3) De opgaven van de grootte des eilands wordt alhier ingevoegd om aan te wijzen dat de dijkvrije schotbare gemeten onderscheiden zijn van dijkvrije vroon-, leen-, hayman en vrije landen. De eerste betaalden waterpenningen en de laatste noch waternoch dijkpenningen

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1866 | | pagina 103