109 eerste als tweede epoque, dezelfde was en bleef, maar het landvorstelijk edict had ten opzigte der voorbedijkers een ver schillend effectonder de eerste epoque mogten zij den erlang den dijk nellen deelden en de substantie daarvan tot het leggen van den nieuwen dijk bezigenmaar onder de tweede epoque moesten zij den verkregen dijk laten liggenzoo als zij hem vonden en daarvan alleen de etting en beplanting, mede geen gering beneficieprofiteren zoo als zij die vervolgens geprofiteerd hebben. Maar wanneer over gemeld object van overgiftonder beide epoques, eenig verschil viel, hetzij of de liggende dijk door den voor te leggenen inderdaad zou worden droog ge maakt of wel dat de gelanden van den droog wordenden polder hunne dijken wilden conserveren, of in later tijd, dat is na 1452 aan zich wilden behouden mede indien fortificatie wer ken verligtingen van onderhoud erlangd haddenin alle die gevallen alléén kwam de tussehenspraak van gedelegeerde com missarissen te pasom na behoorlijke informatie dienaangaande genomen te hebben zoodanige tauxatie te doen als zijlieden naar recht en reden zouden bevinden te belmoren. Dat nu gedurende de 2e. epoque(dat is na 1452 of vroe ger) de door eene voorbedijking droog geworden dijk aan de voorbedijkers is overgegeven geworden, maar dat dezelve is moe ten blijven liggen en zij van dezelve alleen de etting en be planting geprofiteerd hebben, zal met twee a drie voorbeelden opgehelderd worden. Den reeds te voren gemelden grooten landweerdijk (van de z. o. punt van beooster Eede de Sume tot aan den n. o. hoek of koppeling van de Austrice- en Canisvlietsche polders) vindt men verdeeld in twee deelenhet langste gedeelte, tot aan het Sas van Genddraagt den naam Grave Jans dijk en het kortste beoosten het Sas den naam van den dijk van Arlois. De benaming van Grave Jans dijk is zoo bekend en op zoo menige kaart aangewezen dat dezelve geen bewijs vereischt maar de benaming van dijk van Artois is minder bekend. Men treft dezelve alleen aan op de kaart voorkomendezoo

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1866 | | pagina 113