115 3°. dat deze opvatting door ettelijke contrarie-practijken geheel en al omvergeworpen wordt. I. Wat het eerste punt aangaat indien de betaling van dijkvelling of dijkveiling aan de voorpolders oplegde h de con tractuele obligatie van de achterliggende te bevrijden van alle n overstroomingen en hun behoud te verzekeren ten enkelen koste van de voorpolders." indien dit de zin en het gevolg van het woord en de zaak in quaestie waszouden dan de magistraat van Axel en Neusen in 1598 de betaling der dijk- vellinge een profijt en beneficie genoemd hebben hetwelk aan de koopers hunner te bedijken schorren uitgeloofd werd? en zouden H. H. Mogenden in 1595 en 1663 gemeld recht onder de voordeelen opgenoemd hebbenwelke zij tot facilitering der bedijking vergunden Zeer zeker ware er zoo niet gespro- I kenwant indien het recht van dijckvellinge inhield datgeen hetwelk de heeren bemerkers er van willen makendan is het een van de meest bezwarende en kommerlijkste obligatiën die men, gemerkt de zee dagelijks haar cours verandert, op zich nemen kan en van welkers inhoud en verpligtingde bedijkers van voorpoldersvolgens bekende regelen van het rechtspeciaal hadden moeten onderrigt en gewaarschuwd worden. Dergelijke waarschuwing in de gemelde stukken niet gevonden wordende, zoo houdt men het recht van betaling van dijkvellinge enkel en alleen voor een profijt en beneficiehetwelk de gelanden van een aanwezigen polder verschuldigd zijn te geven aan de bedijkers der voorgronden, omdat daardoor hun dijk van nat in droog verandert, waardoor de gelanden van den polder, die daardoor een achterliggende wordteene aanmerkelijke verligting erlangen, namentlijk om geen ordinaar onderhoud aan den droog geworden dijk van buiten te hebben enzoo lang de voorpol der met een ordinaar geschot kan behouden blijvendaartoe niets te moeten contribuerenmaar geenszins zijn de achter liggende polders door de betaling van dijkvellinge, of het representatief daarvan, de overgeving van den dijk, ontlast ge worden om als het onderhoud van den voorpolder extraordi-

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1866 | | pagina 119