117
van Schouwen cle drie derdedeelen van het verdronken Noord-
Beveland en de opgevolgde combinatiën dier onderdeden tot
generale dijkagiënmitsgaders uit de aangewezene Oost- en nog
actuele West-breede watering in Zuid-Beveland aan te toonen
ware 1). Maar naardien met grond kan tegengeworpen worden
dat de Zeeuwsclie dijkcostunm op Vlaanderen niet toepasselijk
iszoo zal men de practijk in Zeeland laten rusten en alleen
onderzoeken of in Ylaanderen niet dezelfde usantie heeft plaats
gegrepennainentlijk dat de aldaar van tijd tot tijd bedijkte
polders eindelijk te zamen gecombineerd zijn en eene watering
„dat is eene gemeenschappelijke sociëteit of dijkagie hebben
„beginnen uit te maken om, junctis viribus de zee den vijand
„van allen, af te koeren en tegen te gaan en dien last niet
„alleen ten periculen van de voorpolders over te laten."
Zoolang in Vlaanderen liet recht van dijkvellinge effectivelijk
plaats vondkou er geene quaestie vallenof de oudere be
dijkte landen moesten, zoowel als de jongst beslotene gronden
den dijk, die afgeworpen, omvergehaald en voorwaarts vervoerd
was gewordenonderhoudenwant dergelijke getransporteerde
dijk werd telkens een algemeene landweerdijk en dus is het
notoir zeker dat het oude land van Vlaanderentusschen den
ouden zeeoever en den grooten landweerdijk van 1282 eene
algemeene watering heeft uitgemaaktwier ingelandenmet
gemeenschappelijke kracht, den zeedijk ten westen en ten
noorden onderhielden; en welk onderhoud zal gevonden zijn
uit liet inkomen van het bekende transport van Vlaanderen,
volgens hetwelk elk quartierstad en dorpin de algemeene
landsonkosten proportioneel aangeslagen was en jaarlijks be
taalde s).
In de Walchersche wateringen en in de West-breede watering van Zuid-Be
veland treft men heden nog diverse oude dijkstalen aan. Hoe het daarmede in
Schouwen gelegen is, weet men niet naaivwkeurig genoeg om er iets van te zeggen.
2) De onderhouding van den dijk kan ook geschied zijn door zoogenaamde
dijlcrékeningeneven als elders plaatsvond, waarmede in het ordinaire voorzien
werd terwijl alle extraordinaire werken uit eene algemeene kas bekostigd werden.
Archief VI. 8