118 In het oudste gedeelte van Vlaanderen werd dus de buiten- of zeedijk door een 'evengelijk jaarlijksch dijkgeschotof uit eene anders benaamde opbrengsthetzelve representerendeon derhouden. Maar wat vond plaats in het nieuwe gedeelte van Vlaanderendat is in dat aantal polders voor den landweer- dijk van 1282 opgekomen en daar vast tegen bedijkt, ofwel in het eerst afzonderlijk bedijkt zijnde vervolgens door tusschen- bedijkingen aan gemelde voorwinsten gehecht, en het meeren- deel van alle welke polders aangewonnen zijn op dien tijd dat het recht van dijkvelling niet meer mogt plaats vindenreden waarom die polders hunne dijken geconserveerd gebleven zijn? Vindt men nu onder gemelde polders gemeenschappelijke socië teiten als in het zoo even voorgestelde bedoeld worden en on der den naam van water-ringen of dijkagiën bekend zijn Ik meen van jaen de aanwijzing van dezelve zal aantoonen dat in Vlaandereneven als in Zeelandde achter- met de vóór polders gecombineerd zijn geworden om een gemeenschappelij ken zee- of landweer uit te maken en derhalve de dijk-costuum van Zeeland en van Vlaanderenin het gemelde stukeenen dezelve was en in beide Graafschappen even zeer het spreek woord gold „tunc tua res agitur paries cum proximus ardet." Gij moet water aanbrengen als uw buurmans huis in brand staatten einde het uwe te behouden. In de optelling dier wateringen zal men Vlaanderenten noorden van den landweerdijkvan de westzijde naar het oosten doorwandelen. a. De eerste wateringdie men ten noorden van den land weerdijk aan den westhoek van Vlaanderen ontmoetis of zijn de waierynghe van OostJcerke's Heer Bazelis-liouckRombouts werfnegroot en Tclein Reygersvlietwier gelanden en die van den vrijen ter eenre, met de stad Brugge ter andere zijde, den 23 Maart 1549 eene conventie sloten „over het delven en legghen Of dezelve te zamen één, of wel elk in het bijzonder eene watering uit maakten ie mij onbekend.

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1866 | | pagina 122