121 liet zeer waarschijnlijk dat ook in die kwartieren water-ringen geweest zijn. Want Saamslac/, G//ender dijen Aandijlce, zon der* twijfel drie polders, zoo als de drie namen aan de hand geven, maken op eene dier kaarten eene dijkagie van 4161 ge meten uitzonder dat er middeldijken aangewezen worden het welk niet behoefde, omdat de kaartmaker dit ligchaam als ééne waterring voorstelde, zoo als hetzelve 11a 1576 mede door één watervloed inundeerde. Beooeten-Uije wordt gemeld 9000 gemeten groot te zijn en de Cappellepolder in Beoostenblije te liggen. Negen-duizend gemeten zijn immers te groot voor eene op denzelfden tijd uitvoerde bedijking en te liggen in, denoteert zekerlijk te bchooren tot de dijkagie van Beoosten-blije. Verder consteert uit een oud charter') dat in Stee?ilandeene verdronken parochiewelke in den Nieuwen Egelantier en in den Nieuwen Sevenaer herdijkt is een oude land- en een kerkpolder moeten geweest zijnmaar op een der oude kaarten wordt Steen- land als een enkel ligchaam voorgedragen voegt daarbij dat de inundatiën van drievier tot zes naast gelegene parochiën te ge lijk, welke men vermeld vindt, denoteren water-ringen in welke de binnendijken geslecht of verwaarloosd waren. En wat het kwartier van Hulst aangaat, de diverse bedijkingen door de gees telijken van Cambronin Stoppeldijkeen door de geestelijken van den Duinen, omtrent Hontenisse, gedaan, zijn elk zekerlijk voorheen gecombineerde dijkagiën geweest, maar alzoo gemelde geestelijken het bedijkte aan hunne abtdijen behielden en het hun dus onverschillig was hoe de last van de dijkagie gedragen werd, zoo wordt bij die gevallen niet stilgestaan. Daarbij door gebrek aan tijd en gelegenheid om aangaande de vraag, of hier en daar in het voor-Vlaanderen geene verdere gecombineerde dijkagiën gevonden worden, nader onderzoek te doen, zoo moet het tweede punt hier mede besloten worden. Alleen kan men niet voorbijgaan nog aan te voeren dat er in het oude Vlaanderen 1Gliarla a°. 1293, bij Sandkrus Inland, illI. p. 307 in welke het land van Bondeloo gezegd wordt te liggen inter oud.en Steenland et ecclesiam.

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1866 | | pagina 125