122
achter den actuëlen west-zeedijk of de duinen, ook water-ringen
gevonden wordente wetendie van Noord-over of de vier dijken
die van Oost-over en die van Zuid-over drie water-ringen
welke op een ten dezen zeer notabel terrein gevonden wor
den namentlijk tusschen Duinkerke en St. Omertot aan
welke laatste stad de zee met een breeden boezem inliep van
welken de charters van 1156 nog melding maken, s) welke in
ham van tijd tot tijd opgeslikt zijnde, is bedijkt geworden en
welke bedijkingen schijnen in drie even gemelde corporation
zich zaaingevoeg'd te hebben om aan de zee een gemeenschap-
pelijken tegenstand te biedente weten zoo lang dezelve daar
woedde want thans is dc zeedijk met duinen overkleed geworden.
Al dit bijgebragte om het tweede voorgestelde punt te ad
strueren hoezeer niet tot volkomenheid gebragtvertrouwt
men dat echter volledig genoeg zijn zal om daarop te mogen
concluderen dat in "Vlaanderen en in Zeeland eene gelijke dijk-
costuum gevigeerd heeft, namentlijk zulk eene dat de van tijd
tot tijd bedijkte polders in eene en dezelve omstreek onder den
naam van watering of dijkagie zich te zamen vereenigdenom
uit een door derzelver gelanden te zaain gebragt dijkgeschot,
het onderhoud van den buiten- of zeedijk te vinden, zoodat
men nooit gedacht heeft aan de betaling van het recht voor
dijkvellinge dat gevolg toe te schrijvenhetwelk de heeren be-
merkers daaraan willen toegekend hebbente weten dat de
achterliggende polders de voorpoldersom reden van die vol
doening niet zouden moeten subsidiëren.
III. Er resteert nu nog aan te wijzen: „dat eene diergelijke
„gevolgtrekking en toekenning aanloopt tegen de practijk in
/materie van dijkagie door alle tijden heen gebruikelijkin wel
ker opsomming ik zal aanwijzen dat de achterpoldersin geval
1) Zie Flandriae comilatus pars Occide?Ualis door N. VisscHEit.
2/ Zie de memorie van J. des Roches Over den toestand van Vlaanderen
enz. in en tusschen de VII en IX eeuweningeleverd bij de Societé littéraire
van Brussela°. 1770, p. 57, 58.