124
gien van den 26en Januarij 1791, in Holland, bij liet re
glement van H, Ed. Gr. Mr. op liet verleenen van remissiën
van verpondingen en gemeene middelen en andere subsidiën aan
polders, districten en dijkagiën van den 18 April 17 94, en
voor de geheele uitgestrektbeid der vereenigde Nederlanden
door de wet van den Koning van Hollandvervattende de
verordeningen van de wijze waarop en de fondsen waaruit voor
taan de dijjken zullen, worden onderhouden," van den 81 Januarij
1810 en, wat paanderen aangaat, door liet reeds te voren aan
gehaald keizerlijk decreet van 28 December 1811.
Hoezeer nu in dit stuk van het dijkagierecht al wederom
eertijds eene algemeene regeling ontbrakzoo exteeren echter
diverse bijzondere bepalingenwelke aanwijzen hoe 's lands
hooge en lagere overheid in diergelijke gevallen gedacht heeft
zoo als de volgende voorbeeldenVlaanderen in het bijzonder
aangaande, duidelijk zullen aantoonen
Eerstelijk vindt men de letteren en ordonnantie van den" 11
Mei 1406 2) gegeven volgens uitdrukkelijken last en autho-
risatie van hertog Jan van Vallois, gezh van Dijgeon, grave
van Vlaanderen, bij die van zijnen rade mei iaterveniëntie van
fjde Gedeputeerden der vier leden van Vlaanderenbij welke 1 lalde-
ugem Eclo en LembeJce geordonneerd zijn geworden die van Aar-
ndenburg te geinoet te komen inliet maken van de nieuwe speije
usluis met alle zijne toebehoorten te Slependamme." Slepen
damme lag ten noorden van Aardenburg en MaldegemEclo en
Leiiibekebezuiden die stad 3)welke plaatsen als achterlig
gende polders of parochiënsubsidie hebben moeten geven om
de sluis van Beooster-Eede een zoo aanmerkelijk deel eener
dijkagie, te vernieuwen.
Een vroeger voorbeeld, namentlijk van 1399 betrekkelijk de reparatie
van de dijken van Ossenisse is mij onlangs voorgekomen in het Gendsch Char
terboek (a°. 1821 uitgegeven) bl. 114118 hetwelk verdient hier bijgevoegd
te worden.
2) Rooden Boude bij het vrijen tot Bruggen°. Vfol. 23.
3) Zie Carte de la Flandre par G. üe l'Isle, bij Covens en Mortier.