139 clers de voorpolders moesten te hulp komen en nietwes hen- lieden van die verpligting ontsloeg." Mede dat, toen Oos tenrijks- en Staats-Vlaanderen onder één souverein stonden men al zeer diep Vlaanderenachter den grooten landweerdijk van 1383 inging om achterliggende polders op te zoeken. Aan te toonen hoe Hun Hoog Mogenden, gedurende hunne loffelijke regering dit punt geënvisageerd hebbenzou mij te ver afleiden om echter met één het geheel te doen kennen zoo zal een voorbeeld bijgebragt worden. In 1735 adresseerde de dijkagie van Groede zich eerst bij den raad van state en vervolgens bij H. H. Mog. zelve, te kennen gevende: dat gemelde dijkagie altoos was geconsidereerd geweest als een binnenlandse/ie polderbevrijd van alle zeelasten en om die reden hooger als eenige van hare naburen in de verponding „aangeslagen, de dijkagie echter in 1715 aan de polders van I, Breskens en Wulpen tot het maken van hare zee werken tot „een subsidie hadden gefourneerd f 11,300 en in 1731, tot het maken van verdere werken aldaaraangenomen hadden te fourneren den tijd van zestien jaren langjaarlijks de eerste tien jaren 4,500 en de laatste zes jaren f 3,600 uitmakende te zamen f 77,900, behalve het crediet bij haar voor dezelve polders verstrekt tot het negotieren van/48,000 waarvoor Groede zich als borge had geconstitueerd" welk geval alleen genomengenoeg doet zien de denkwijze welke H. H. Mog. gemanifesteerd en hoezeer de gelanden van ach terliggende polders zelve het denkbeeldom de voorpolders te moeten subsidiëren steeds gekoesterd hebben 2). 1Request met de apostillen van den raad van state van 25 November 1728 en 80 October 1724. Resolutie van II. II. Mog. van 5 October 1725 en Rela- tiven van 27 February 1670 4 Augustus 1721 en Advies van den raad, van sta'.e van 80 Julij 1721. -) Die goede gezindheid der gelanden constecrt daaruit dat zij aan H. H. Mog. niet klagen over gemeld subsidiëren alleen verzoeken zij in de verponding verminderd te worden.

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1866 | | pagina 133