188
in Holland en Zeeland is een ambachtsregt en ambachtsgevolgalwaar
alle dijken komen aan de ambachtsheeren als een aanklevend ge
volg hunner heerlijkheid en regten; hetwelk bij ons zoo niet is.
Nog een voorbeeld geeft Axel in de aldaar bedijkte polders a°
1098. De Carnemelkspolder heeft bij dijkveilinge al de dijken van
Oad-Beoosten-Blye, van den molen tot op het zand, alsmede de kaai-
dijken van daar tot aan den zeedijk en Nieuw-Beoosten-Blye al de be-
veilde dijken van meer gemelden Oud-Beoosten-Blye van het zand tot
aan haren zeedijk.
Tot slot voeg ik hierbij eene verklaring van Burgemeesters en
Schepenen van Neusen, dd. 18 Nov. 1615, waaruit is blijkende dat
dijkveilinge een costumier regt alhier te lande is.
EXTRACT uit de resolutiën van Burgemrs
en Schepenen der steden en ambachten van
Axel en Neusen, werdende aldaar onder an
dere bevonden het naarvolgende.
Vergadering binnen Neusen den 18 Nov. 1645.
Op de reqte gepresenteert by Pr. Cor. van Vlooswyck is geap-
postilleert zo volcht:
Burgem*. en schepenen der steden en ambachten van der Neusen,
gelet hebbende op 't versouck van den supl'. verclaeren alhier van
outsher gecostumeert is dat, wanneer schorren of dryvende slikken
jegens andere landen gelegen, beverst en bedykt werden tot vergeit
van dyckveyli nge genieten de dyckettinge van den dykbevrydende
van de zee. Actum in't collegie van wette, ter Neusen den 18 No
vember 1645.
Accordeert met voorsz. resolutie per me griffier dei-
stad en ambll! van der Neusen.
(Was geteekend). G. ALVAREZ.
ACCOORD tusschen die van den Koudenpol-
der en de bedykers van Vremdyke.
De dijclcettingen gelegen tusschen den Caudenpolder en den pol
der van Vreemdycke, streckende van het vervallen aerden fortgen
zuyttoost op tot aan den abeele, is bij de gelanden van voorsz. Cau
denpolder gelaten aan de Ed. Heeren bedyckeren van voorn. Vrem-
dycxsen poldervoor ende in plaatse van derzelver Ed. Heeren
bedyckeren gepretendeert recht van dychvellinglie en dat voor zoo
langen tijd ende termvn van jaren als de voorn, dycagie van Vrem-
Archief VI. 9