Het strand van Walcheren. 136 waaruit men die studie putten kannog zeer verre zijn van mild te mogen lieeteu. Ik zou misschien niet hebben besloten om eenige, weinig beduidende woorden over die beenderen op het papier te stel len, indien zich niet eene gelegenheid had opgedaan, om iets te vermelden over een anderen schedel, waarvan men verhaalt, dat hij ook opof in het strand van dit eiland zou gevonden zijnen die mij zeer merkwaardig voorkomtal is het dan ook maar uit een medisch en niet uit een ethnologisch oogpunt beschouwd. Het is een schedel, waarover ik reeds gesproken heb, toen in het jaar 1854 te dezer stede eene bijeenkomst gehouden werd van de Nederlandsche maatschappij tot bevor dering der geneeskunsteen schedeldie vóór omstreeks 80 jaren zou gevonden zijn in den dijk van Westkapelle, en na het eigendom te zijn geweest van den Middelburgschen geneesheer P. 's Gbaeu^n, na diens dood door ZEd. zoon aan het genootschap geschonken is. In het belang der wetenschap wenschte men een tweetal af beeldingen van dat hoofd in het Archief openbaar te maken ik heb niet willen aarzelenom de vereerende taak te aan vaarden die men mij opdroegom er eene beschrijving en oordeelvelling bij te voegen. Ik geloof intusschen, dat het noodzakelijk is om eenige woorden vooraf te laten gaan omtrent het strand van Walche renen iets mede te deelen van hetgeen de onderzoekingen van oudheidkundigen aard omtrent dat strand hebben geleerd, onderzoekingen wederomdie nog niet gesloten zijnen die wij hopen en verwachtendat steeds het onderwerp van 's genootschaps arbeid zullen uitmaken. Het eiland Walcheren kan als een opwas beschouwd worden, tusschen de stroomen die vroegere schrijvers hebben aangeduid als: „immensum ostium Mosae." Of dit eiland van den be-

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1866 | | pagina 140