138
aan opkoopers uit Brabant verkochtdoch het verdient opmer
king dat een dijkwerker mij verzekerd heeftdat men daar
onder somwijlen koppen van herten ontdekt heeft. Het hert
is in wilden toestand onbekend op Walcheren; en hertenbeen
deren moeten dus afstammen van lang vervlogene tijden toen
ook daar een duinbosch zich uitstrekte en het zou voor de
meening pleiten van hen, die aannemen dat Walcheren inden
tijd der oude, in de diepte weggezonken bosschen, een deel
van het vaste land uitmaakte.
Het is dan in dezen dijkdat men den schedel zou gevon
den hebbenwaarover wij later hopen te spreken. Het stel
lige bewijs dat hij er gevonden is ontbreektimmers ik
heb nergens in de holten eenige sporen van zand aangetroffen;
het is de mededeeling die de heer 's Gkaeuwen van den eer
sten eigenaar ontvangen heeft. Haar intusschen dat vinden vóór
omstreeks 80 jaren zou gebeurd zijn, en het niet kan hebben
plaats gehad zonder dijkbreukenworden wij tot het vermoeden
geleid, dat het zou zijn geschied in het jaar 1775 immers,
in dat jaar heeft een geduchte watervloed, op den 1415 No
vember, ook den Westkapelschen dijk ontzettend gehavend. Men
zal intusschen gemakkelijk inziendat er geene sprake van zijn
kan om te bepalen in welke lagenop welke diepte de schedel
gevonden is.
Wandelt men van Westkapelle langs den oever der zee naai
de meer noordelijk gelegene badplaats Domburgdan kan men
unabij de laatste plaatsde streek aanwijzen waar men in het
jaar 1647 de overblijfselen ontdekte van den Nehalennia-tem-
pel, toen een langdurige oostewind de wateren van de kust had
afgewend. Thans ligt die plek met de boomstruiken, die rond
den tempel stonden, en die vermoedelijk ook eenmaal het duin
bosch zullen gevormd en dus binnenduins zullen gelegen heb
ben weder bedekt door de golven. De oudheidkundigen heb
ben het beslistdat die tempel tot den Romeinschen tijd moet
worden teruggebragten wel vermoedelijk tot de derde eeuw