140 en wetenschappelijke naauwkeurigheid hen had ondervraagd. Tussclien diethans meestal door de zee bedekte woonplaat sen en de tegenwoordige duinen ligt eene begraafplaats. We derom is het de onjuistheid, waarmede men de ligging heeft aangegeven, die niet toelaat te beslissen of men onder de twee begraafplaatsen van 1687 dezelfde te verstaan hebbedie men later heeft zien bloot komen. Zeker is het intusschendat men in dat jaar de begraafplaatsen het eerst beschreven heeft, dat zij onder anderen meer in 1749 zijn bloot gekomen, en later in 1817, in 1835—1836 in 1839—1840 in 1851, 1863 en 1864sommigen evenwel zijn van meeningdat die zelfs van 1817 reeds meer in zee liggen dan de tegenwoordige. In 1687 zag men ook nog graven aan de westzijde van Domburg. De thans bereikbare liggen op eenigen afstand van de duinen, en zijn gedurende de eb somwijlen weken achtereen zigtbaar, om plotselijk weder door zand te worden bedektdat door de golven wordt aangebragt. Het afnemen der duinen geeft hun den schijn van langzamerhand zich van deze te verwijderen maar het is wel vermoedelijk dat er nog verschillende lijken onder de duinen verscholen liggenen dat er dus nog gele genheid bestaat voor naauwgezettere studie. Er zijn op het strand van Domburg verbazend vele gedenk stukken dier vroegere bewoners gevondenmaar zij bestaan schier uitsluitend in sieraden of wapentuigdat men aan de overledenen mede gaf, en in, opliet lijk geplaatstemunten. In vorige jaren zijn die gedenkstukken veelal verloren gegaan thans worden zij door het Zeeuwsch genootschap zorgvuldig onderzocht en bewaardmaar nog steeds ontbreekt de juiste aanwijzing aan welke lijken men ze gevonden heeft. Yan daar dat de geleerde onderzoekingen wel veel hebben aan den dag gebragtmaar dat men niet met juistheid weet op te geven den ouderdom der thans zigtbare geraamten. Het is vermoedelijk, dat het strand van Walcherenalthans naar den ouderdom der munten en sieraden te oordeelen wel sedert langmaar niet onafgebroken bewoond is geweest.

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1866 | | pagina 144